Ensie 1947

Redactie Anton Reichling S.J. en J.S. Witsenelias (1947)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Europees Glaswerk

betekenis & definitie

Het hoofdbestanddeel van glas is kiezelaarde, verkregen uit zuiver zand, gemalen kwarts en vuursteen. SmeltmidTechniek delen (alkaliën) moeten worden toegevoegd, zoals as van plantaardige oorsprong (b.v. van beuken- en sparrenhout), natron (soda) of koolzure kali (potas). Helderheid en glans kunnen verhoogd worden door bijmengen van krijt en van lood-oxyde.

Voor het maken van gewoon groen gebruiksglas (flessen e.d.) gebruikt men veldspaat. Het smelten gebeurt in speciaal ingerichte driedelige ovens bij een temperatuur van 1200° C. Glas kan met kobalt blauw gekleurd worden, met koperoxyde groen of rood, met ijzeroxyde groen of bruin, met tinoxyde ondoorzichtig wit (z.g. melkglas).Om voorwerpen van glas te blazen wordt eerst met het einde van een ijzeren blaaspijp een meer of minder grote druppel uit de vloeibare glasmassa opgenomen. Door in deze pijp te blazen wordt een blaas gevormd, waaraan men, o.a. door draaiende bewegingen met de pijp, iedere gewenste vorm kan geven. Vervolgens wordt de blaas van de pijp afgeknepen en de rand van het voorwerp door slijpen, opleggen van een glazen zwelling of anderszins afgewerkt.

Verschillende versieringswijzen kunnen op glaswerk worden toegepast. Zo kan glas geëtst worden, hetgeen neerkomt op plaatselijk uitbijten met fluorwaterstofzuur. Gravuren worden met een diamant aangebracht. Een veel gebruikte versieringstechniek is het slijpen. Dit geschiedt door gedeelten van het glas tegen ijzeren en zandstenen raderen mat te schuren en daarna de doffe plaatsen te polijsten. Voor beschilderen of emailleren van glaswerk wordt gekleurd glaspoeder gebruikt; in een moffeloven worden de beschilderingen op het glas gesmolten.

Veel werd vooral vroeger het decoreren met bladgoud beoefend, ook in combinatie met beschildering of gravure. Om afslijten van bladgoud en beschildering te voorkomen, paste men in de 18de eeuw in Bohemen en Silezië de volgende methode toe. Men nam twee glazen, van welke het ene precies in het andere paste. Het grootste werd van binnen bestreken met lakverf, waarin een tekening werd gekrast. Hierop werd bladgoud gekleefd, zodat het goud aan de buitenkant door de gegraveerde plaatsen te zien kwam. Het kleinste glas werd, na op de buitenzijde geheel met bladgoud te zijn overtrokken, in het grotere glas gezet, waarna de randen gekit en gepolijst werden. Dergelijke glazen hebben het voorkomen, uit één stuk te bestaan. Men noemt deze methode koud doubleren. Bij warm doubleren worden twee verschillend gekleurde glaslagen samen gesmolten. Na afkoeling wordt een der beide lagen met slijprad of graveerstift bewerkt. Draadversieringen ontstaan door bevestigen op glaswerk van al of niet gekleurde glazen draden, variërend van eenvoudige omwikkelingen tot fantastische slingeromamenten. De samenvoeging van verschillende gekleurde glasstukken, welke in vloeibare toestand bij het uitblazen in draaiende beweging geraken, zetten zich rhythmisch af tot golfbanden of draden.

De bakermat van het glasmaken ligt waarschijnlijk in Egypte. Reeds in graven der 4de en 5de dynastie zijn afbeeldingen van glasblazerijen gevonden. Op grote schaal werd glas geblazen in Alexandrië. Van hieruit verbreidden de Romeinen de glasnijverheid in hun uitgestrekte bestuursgebied. Een belangrijk centrum van glasindustrie ontstond in de Rijnstreek bij Keulen en Trier. De rijkdom aan glazen, door het Romeinse wereldrijk nagelaten, liet zich tot ver in de Middeleeuwen gelden. (Technieken ter versiering van glaswerk vinden voor een groot deel hun oorsprong bij de Romeinen.)

Aan de Rijn waren ook in de M.E. vele glasblazerijen in bedrijf. De verfijnde techniek der Romeinen was echter verloren gegaan. De ontkleuring der glasmassa b.v. was onvolkomen zodat de glazen bruinachtig groen van kleur werden. In de vroege M.E. ontstond als nieuwe vorm de tumbler, een cylindervormige, van onderen afgeronde beker. De versiering van drinkglazen met noppen, wratten, doorns, maar ook met draden en ringen, bleef naar Romeinse voorbeelden gedurende de gehele M.E. en ook nog daarna in de smaak. Oudtijds werden de smeltovens gestookt met hout, waarvan enorme hoeveelheden nodig waren. Bovendien behoort as van enkele boomsoorten tot de onmisbare bestanddelen voor het maken van glas. Om deze redenen ontstonden vooral glasblazerijen in bosrijke streken van Europa, zoals in Beieren, Hessen, Thüringen, Bohemen, Silezië en Lotharingen.

Bekende soorten glazen uit de 16de eeuw zijn berkemeiers, drinkglazen met vrij hoge kegelvormig uitstaande rand, koolstronkjes, zo genoemd omdat het met noppen versierde onderstuk enigszins aan een koolstronk doet denken en verder pas- of maatglazen, cylindervormige bekers door horizontale ringen van draadglas ingedeeld.

In de 17de eeuw vooral hadden roemers, de bekende fraai gevormde wijnglazen, een grote verbreiding. Niet zelden werden op roemers spreuken, wapens enz. gegraveerd, in ons land o.a. door Anna Roemers (1583-1651). Welkomstbekers, versierd met bonte emailbeschildering, werden van de 16de tot in de 18de eeuw voornamelijk in Bohemen en Silezië vervaardigd. Aan deze bekers verwant zijn de apostelbekers, versierd met voorstellingen der 12 apostelen, of stellen van 12 bekers met op elk de afbeelding van een apostel. Verder zijn bekend gilde-, huwelijks- en doopbekers.

Het beroemde glasblazerscentrum Venetië telde reeds in de 13de eeuw een bloeiende glasindustrie. Deze bloei was grotendeels te danken aan het feit, dat ter plaatse de nodige grondstoffen werden gevonden. De samenstelling van de glasmassa probeerde men zorgvuldig geheim te houden. Om deze reden wellicht concentreerde de republiek Venetië haar glasindustrie sinds 1291 op het kleine eiland Murano, waar beter toezicht op het werkvolk kon worden gehouden. De vroegst bekende Venetiaanse glazen dateren echter eerst uit de 15de eeuw. Zij zijn meestal van gothisch goud-en zilverwerk afgeleid en vertonen nog enigszins hoekige, zware profielen. Vaak vonden decoraties in goud en email toepassing.

Sedert ca 1500 ontplooide de Renaissance zich in het navolgen van Oudromeins glaswerk. De grootste zorg besteedde men aan dunheid en doorzichtigheid. Een bekend 16de-eeuws Venetiaans product is het ijsglas. De ontelbare barstjes in het grondvlak zijn door snelle afkoeling ontstaan, waarna de gewenste vorm door opnieuw verhitten en blazen werd verkregen. Tegen het einde der 16de eeuw werden de vormen steeds fantastischer. De grootste roem verwierf de Venetiaanse glaskunst door haar onovertroffen draadtechniek, waarvan de bloeitijd in de 17de eeuw viel. Haast oneindig groot is het aantal variaties van ineenstrengelingen van kleurige en witte draden die als grillige decoraties op de glazen werden aangebracht. Zo ontstonden bokalen op kunstig gewonden voet en kelkglazen met vleugelachtige ornamenten (vleugelglazeri). Ook dierfiguren, ja zelfs schepen en burchten werden in glas uitgevoerd. Van technisch meesterschap getuigen voorts de aventuringlazen, nabootsingen van edele gesteenten, zoals jaspis, agaat, onyx enz., vooral in de 17de eeuw vervaardigd.

Inmiddels ondervond de Venetiaanse glasindustrie geduchte concurrentie, vooral door de grote vlucht die de vervaardiging van kristallijn glas in Bohemen en Silezié'had genomen. Kaspar Lehmann, die een verbeterde methode van glasslijpen had gevonden, verkreeg in 1609 het privilege om zijn vinding toe te passen op kristalglas. Hiermede vestigde Lehmann een nieuwe kunststijl, welke in de loop der 17de eeuw de glaskunst van Venetië geheel op de achtergrond drong. De Boheemse en Silezische producten zijn krachtig van vorm, terwijl de slijpversiering bestaat uit figurale voorstellingen, landschappen, wapens, slingers van bloemen en vruchten enz.

Glasblazers uit het stadje Altare, een tweede centrum van glasfabricage in Italië, waar veel naar Venetiaanse voorbeelden werd gewerkt, vestigden bedrijven in Duitsland, Engeland, Frankrijk en de Nederlanden. Van Amsterdam is bekend, dat daar in de 17de eeuw de Italiaanse glasfabricage tot grote bloei kwam.

Ter besparing van hout ging men in E. reeds in het eerste kwart der 17de eeuw over tot het stoken van steenkolen voor smelten van glas. Om de glasmassa beter te doen smelten, werd een groot kwantum lood aan het mengsel toegevoegd. Hierdoor verkreeg men fraai kristal, dat spoedig een grote aftrek vond. Tegen het einde der 18de eeuw overvleugelde de E kristalindustrie zelfs die van Bohemen en Silezië.

Sinds het begin der 19de eeuw was allerwegen een sterke daling van het artistiek peil van glaswerk te constateren. Pas omstreeks 1865 begon een nieuwe opleving van de glaskunst en wel in Venetië (Alessandro Salviati). Allengs kwam de vervaardiging van kunstglaswerk ook in andere Europese glascentra, zoals Bohemen, weer in ere.

Fraai modern glaswerk komt vooral uit België, Engeland, Frankrijk, Tsjecho-Slowakije en Zweden. Dat ook ons land mooie voortbrengsels van glaskunst levert, bewijzen de producten uit Leerdam, ontworpen door A. D. Copier, Ida Falkenberg-Liefrinck, Joep Nicolas, Ruscha Wijdeveld, Chr. Lanooy.

w. J. RUST

Ed. Garnier, Histoire de la verrerie et de Iémaillerie, 1885. G. E. Pazaurek, Glaser der Empireund Biedermeierzeit, 1923.

T. Rogers en A. Beard, 5000 Years of Glass, 1937.

Karel Wasch, Glas en kristal, 1924.