Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

switch

betekenis & definitie

I. 1. teentje; roede; karwats; 2. wissel [v. spoorweg]; 3. stroomwisselaar, (om)schakelaar; 4. valse vlecht of haarbos; 5. slag, tik;

II. 1. uitkloppen; slaan, ranselen; 2. (plotseling) draaien, wenden, richten; op een ander spoor brengen; 3. omschakelen; switch off, uitdraaien [el. licht]; uitschakelen, afzetten; fig op iets anders brengen, afleiden; switch on, inschakelen, aandraaien [el. licht]; aanzetten;

III. 1. zwiepen; 2. draaien; switch over, over-, omschakelen.