Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

serve

betekenis & definitie

I. dienen, bedienen, van dienst zijn; dienst(en) doen, dienstig zijn, baten, helpen, voldoende zijn voor; opdienen, opdoen [eten]; schenken [drank]; behandelen; serveren [tennis]; bekleden, omwoelen [een touw]; serve him right, it serves him right!, net goed!, zijn verdiende loon!; serve a need, in een behoefte voorzien; serve one’s purpose, geschikt (goed) zijn voor iemands doel; serve no earthly purpose, nergens toe dienen; serve the purpose, aan het doel beantwoorden; serve the purpose of..., dienst doen als...; serve a sentence, zijn straf uitzitten; serve one’s time, 1. zijn tijd uitdienen; 2. zijn straf uitzitten; serve the time, de huik naar de wind hangen; serve one a trick, een poets bakken; that will serve his turn, dat is een kolfje naar zijn hand; serve one an ill turn, iemand géén dienst doen; serve out, uitdelen [proviand), uitgeven [levensmiddelen]; serve one out, met iemand afrekenen; serve out one’s time, zijn tijd uitzitten (uitdienen); serve tea round, de thee ronddienen; serve up, opdienen; serve an attachment (a process, warrant, writ) upon one, hem een exploot betekenen; serve with, voorzien van, bedienen van; [iemand een exploot] betekenen;

II. dienen, dienst doen (als, tot as, for); serveren [tennis]; dienstig (gunstig) zijn; serve at table, tafeldienen; serve on a committee, in een commissie zitting hebben;

III. het serveren [tennis].

< >