Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

schedule

betekenis & definitie

I. cedel, lijst, inventaris, opgaaf, tabel, staat; dienstregeling; rooster, program, schema; ahead of schedule, voor zijn tijd, te vroeg; behind schedule, over (zijn) tijd, te laat; on schedule, (precies) op tijd; schedule service, vaste (geregelde) dienst; at (to) schedule time, op de in de dienstregeling aangegeven tijd; op het vastgestelde uur;

II. op de lijst zetten, inventariseren; (tabellarisch) opgeven, vaststellen; be scheduled to arrive, moeten aankomen.

< >