Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

pull

betekenis & definitie

I. rukken, trekken (aan), scheuren, plukken (aan); overhalen, afdrukken, -trekken (pull the trigger); roeien; pull devil, pull baker!, toe maar, jongens!; hard tegen hard; pull foot, benen maken; pull a good oar, goed kunnen roeien; boat that pulls six oars, zesriems-boot; pull one’s weight, fig zich geheel geven;

II. trekken [aan de bel]; roeien; pull about, heen en weer trekken, toetakelen; door elkaar gooien; pull at, plukken aan, trekken aan; drinken uit (van); pull away at, uit alle macht trekken aan; pull down, neertrekken, omverhalen, neerhalen, afbreken; fig (doen) aftakelen; pull in, intrekken; binnenrijden; pull off, aftrekken, uittrekken [schoenen]; afnemen; pull it off, 1. het winnen; 2. het klaarspelen, het hem leveren; pull on, aantrekken; pull out, uittrekken; vertrekken, weggaan; uithalen [naar rechts, links]; pull round, pull through, er zich doorhéén slaan, het er bovenop halen, er bovenop komen (helpen); pull to bits (pieces), uit elkaar (stuk) trekken; fig afmaken [boek]; pull together, bijééntrekken; fig 1. één lijn trekken; 2. weer opknappen [een zieke]; pull oneself together, zich vermannen; they don’t pull together, 1. ze roeien niet gelijk; 2. fig ze kunnen niet met elkaar opschieten; pull up, stil houden, blijven staan; optrekken, omhoogtrekken, ophalen; uit de grond trekken; bijtrekken [stoel]; pull one up, tot staan brengen, tegenhouden; op zijn plaats zetten; oppakken, voor 't gerecht trekken;

III. ruk; 't trekken; aftrekken; trek(je) [aan pijp]; trekkracht; aantrekkingskracht; roeitocht; teug; handvat; it is a hard pull, 1. het is zwaar roeien; 2. het is een hele toer, een hele sjouw; have a pull on (with) one, invloed bij iemand hebben, veel bij iemand vermogen; have the pull over (of), iemand de baas zijn.