I. Griet(je).
II. pin, houten pen of nagel; paaltje; kapstok; schroef [aan viool]; 1. (houten) been; 2. brandy (whisky) soda; come down a peg or two, een toontje lager zingen, zoete broodjes bakken; take down a peg or two, een toontje lager doen zingen; he is a round peg in a square hole, hij is niet de rechte man op de rechte plaats;
III. (met een pin) vastmaken, vastpinnen; stabiliseren;
IV. ploeteren; peg away, ploeteren; peg down, binden (aan to); peg into him, hem van katoen geven; peg out, opkrassen, om zeep gaan; peg out a claim, afbakenen.