Peg, peg
I. Griet(je). II. pin, houten pen of nagel; paaltje; kapstok; schroef [aan viool]; 1. (houten) been; 2. brandy (whisky) soda; come down a peg or two, een toontje lager zingen, zoete broodjes bakken; take down a peg or two, een toontje lager doen zingen; he is a round peg in a square hole, hij is niet de rechte man op de rechte plaats; III. (met ee...