I. 1. molen (ook: tredmolen); 2. fabriek; spinnerij || Am 1/1000 dollar; hehas been through the mill, hij kent het klappen van de zweep;
II. 1. malen; vollen; pletten; 2. Kartelen [munt]; 3. frezen;
III. in het rond draaien; rondlopen, (rond)sjouwen.