Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 21-03-2022

light

betekenis & definitie

I. licht; dag-, levenslicht; lichtje, vlammetje, lucifer; lichteffect; verlichting; venster, ruit; lights, longen [v. dieren]; let in light, fig licht geven [in...]; (they speak) according to their lights, naar zij verstand hebben; between the lights, tussen licht en donker; stand in one’s own light, zich zelf in het licht (in de weg) staan, zijn eigen glazen ingooien; come (be brought) to light, aan 't licht komen; sit without a light, zitten schemeren;

II. verlichten, bij-, vóórlichten; aansteken, opsteken (ook: light up);

III. 1. lichten; aangaan, vuur vatten; 2. afstappen, afstijgen; light on, neerkomen of neerstrijken op; tegenkomen, aantreffen; light out, Am 'em smeren; light up, (eens) opsteken; de lichten aansteken; fig verhelderen, opklaren; beginnen te schitteren [v. ogen]; aangaan.

IV. 1. licht, helder; 2. Licht (blond) || (te) licht, gemakkelijk; lichtzinnig, luchtig; los [v. grond]; light of foot, vlug ter been; make light of, licht tellen, de hand lichten met, in de wind slaan; light reading, lichte (ontspannings)lectuur;

V. licht, zacht.