I. groent, onrijp, nieuw, vers, fris; green bag, advocatentas; green cheese,
1. groene kaas;
2. weikaas; green crop, groen gewas; green fly, plantluis; a green hand, een nieuweling; green pea, doperwt; green stuff (food, meat), groenten; groen(voer); keep green the memory of..., in gezegend aandenken houden;
II. groen, grasveld, (gemeente)weide, dorpsplein; fig kracht; greens,
1. groente;
2. groen, loof;
3. groene partijen [v. schilderij]; do you see any green in my eye?, zie je me voor zo groen (onnozel) aan?;
III. groen maken; voor de gek houden;
IV. groenen.