I. graan, koren; (graankorrel; grein, greintje; korreling, kern, nerf, weefsel; ruwe kant van leer, keper, structuur, draad; aard, natuur; scharlakenrood; grains, draf; against the grain, tegen de draad; zie ook: go; dyed in grain, in de wol geverfd; a rogue in grain, een aartsschelm; with the grain, op de draad;
II. korrelen; grein(er)en; nerven, aderen, marmeren.