I. rust, gemak, verlichting; gemakkelijkheid, los-, ongedwongenheid; at ease, op zijn gemak;
II. geruststellen; verlichten, ontlasten (van of), gemakkelijker minder gespannen maken, verminderen [de spanning]; ease away of off, vieren; ease her!, halve kracht;
III. minder gespannen worden, afnemen, verminderen.