Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

ZUID-KRAAIJERTPOLDER

betekenis & definitie

Polder in de gemeente → Borsele, gelegen aan de Quarleshaven (Vlissingen-Oost), opgenomen in het → Waterschap de Brede Watering van ZuidBeveland, thans → Waterschap Noord- en Zuid-Beveland; opp. ca.295 ha.

De polder werd bedijkt in 1700 en was de laatste van de zes Kraaijertpolders. De vorm van de polder is sterk gewijzigd door de inrichting van het haven- en industriegebied Vlissingen-Oost. Met de totstandkoming van de Zuid-Kraaijertpolder was de westelijke bedijkingsgrens van Zuid-Beveland bereikt; later werden tussen Walcheren en Zuid-Beveland de Sloepolders bedijkt.

In het noordwesten van de Zuid-Kraaijertpolder heeft de aanlegplaats van het ‘Klein Sloe Veer’ gelegen. Dit veer werd in de 17e eeuw ingesteld op de ‘Nieuw- St.-Jooslandpolder op Walcheren. Door langdurige inundatie van die polder (1750-1777) werd het veer opgeheven. Het ‘Groot Sloe Veer’ op Arnemuiden had zijn aanlegplaats aan de → Noord-Kraaijertpolder.

In 1838 werd aan de noordzijde van de ZuidKraaijertpolder een haventje aangelegd, dat voornamelijk voor landbouwdoeleinden werd gebruikt. Het werd in 1864 verbeterd en verviel in 1949 door de totstandkoming van de → Quarlespolder. De Zuid-Kraaijertpolder was calamiteus van 1810 tot 1872. Een inlaag uit 1818 werd later weer opgeruimd. De polder behoorde tot de heerlijkheid en de v.m. gemeente ’s-Heer Arendskerke.

LITERATUUR

Wilderom, Tussen afsluitdammen III. J.P.B. Zuurdeeg, Brede Watering, polder Zuid-Kraaijert.

< >