aanlegplaats
aanlegplaats - Zelfstandignaamwoord 1. plaats waar men aanlegt Woordherkomst samenstelling van aanleg(werkwoord) en plaats
Wiktionary (2019)
aanlegplaats - Zelfstandignaamwoord 1. plaats waar men aanlegt Woordherkomst samenstelling van aanleg(werkwoord) en plaats
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), 1. plaats waar een vaartuig, rijtuig gewoon of verplicht is aan te leggen, enige tijd stil te houden ; 2. gedeelte van een oever ingericht voor het aanleggen v. vaartuigen.
M. J. Koenen's (1937)
v. -en (pleisterplaats voor paard en wagen, landingsplaats voor schepen); -legsteiger, m. -s (waar nl. een boot aanlegt, landingsbrug).
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
een verbinding voor vaartuigen met den vasten wal, waar deze zich door ontbreken van een kademuur niet leent tot rechtstreeks aanleggen. Een vaste a. of steiger is een brug, die zoo ver in het water is uitgebouwd, dat bij iedere waterhoogte voor de bestemde schepen voldoende diepgang blijft. Daarbij bedient men zich vaak van meerdere bruggen op ver...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
aan'legplaats, v./m. (-en), 1. (verplichte) landingsplaats voor schepen; 2. pleisterplaats voor paard en wagen; bij uitbr. ook voor andere voertuigen; (overdr.) ook voor mensen (café). 2. aanlegsteiger, m. (-s), landingsbrug, m.n. voor stoomboten (steiger).
J.H. van Dale (1898)
Aanlegplaats - v. (-en), plaats, waar een vaartuig, rijtuig gewoon of verplicht is aan te leggen, eenigen tijd stil te houden. AANLEGSTER, v. (-s).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: