(Lat. faber=ambachtsman, handwerksman, die hout en metaal bewerkt). Functionaris, verantwoordelijk voor het uitvoeren van bouwopdrachten door de stedelijke overheid.
In de oudste fase (→ landsfabriek) berustte de directe zorg voor de bouw, het onderhoud van de gebouwen e.d. bij de regenten d.w.z. de tresoriers of speciaal gemandateerden. Zij gaven opdracht aan een meester van het desbetreffende ambacht (meester-timmerman, meestermetselaar enz.), die de naam → stadstimmerman enz. mocht voeren.Uit thans verloren gegane papieren viel op te maken, dat in het begin van de 16e eeuw in Middelburg de stadstimmerman reeds een functionaris in volledige stadsdienst was (vgl. de eed van de stadstimmerman, d.d. 1 april 1517. Unger, Bronnen I, P- 395, 401). Hij controleerde het werkvolk, ging over de materialen en nam in het algemeen voor zijn rekening wat met de voorbereiding en uitvoering van het onderhoud en de nieuwbouw te maken had. Hij resideerde in het stadstimmerhuis. Daar moet, op dezelfde voet, ook een in vaste dienst zijnde metselaar, schaliedekker en stratemaker geweest zijn. Een andere figuur was de schaffer (ook ‘opsiender van stadswerken’ genoemd).
Zijn taak was niet tot een bepaald ambacht beperkt, maar bestond uit de voorbereiding van werken, het toezicht op de uitvoering, de aanstelling van het werkvolk enz.. Hij ontlastte de van stadswege verantwoordelijke autoriteiten van de dagelijkse zorg. De taak van de stadsfabriek werd bij contract geregeld; dat kon van geval tot geval variëren, met name voor wat betreft nevenfuncties en daaruit voortvloeiende emolumenten. De term stadsfabriek komen wij in Middelburg voor het eerst tegen in 1665; in een later stadium duikt de titel op van stadsarchitect. Dit gebeurde bij de aanstelling van De → Munck, in 1730.
LITERATUUR
Rijksarchief in Zeeland, Register ten Rade Middelburg 1532-1667. Gemeente Archief Veere, Instructie Schaffer. voorlopig inventarisatie. Van Holthe tot Echten, Pomp op de markt te St. Maartensdijk.