Oudtijds de benaming van personen die zich toelegden op de geldhandel, het geld lenen, het geld wisselen, het onderhouden van pandhuizen enz. Aangezien in de vroege middeleeuwen deze bankiers meestal uit Lombardije afkomstig waren ging in de volksmond de naam van deze landstreek spoedig over op alle beoefenaars van dit beroep.
Zij danken hun opkomst aan het feit dat de kerk aan christenen het uitlenen van geld tegen rente verbood. Toch moest er geld komen; de vorsten hadden het nodig voor hun oorlogen, de kooplieden voor hun handel. Men vond toen een zeer pragmatische oplossing die alle partijen geriefde; joden en lombarden waren geen christenen; ze vielen niet onder de kerkelijke leer en konden hun gang gaan; christenen konden van hun diensten gebruik maken zonder zelf hun handen vuil te maken. De overheid verdiende er ook nog wat aan, want pas na betaling van een ‘recognitie’ (som gelds) kregen de lombarden het recht in een bepaalde stad of streek een ‘tafel’ (bank) te houden. De lombarden werden in die dagen onmisbare figuren en een Lombardstraat houdt in tal van steden de herinnering aan die onmisbaarheid levend. Het nu wat in onbruik geraakte woord ‘lommerd’ is een verbastering van lombard. → Bankwezen.