Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

Dialectologie, dialectkunde

betekenis & definitie

[/i]Over het Zeeuws in het algemeen zijn enige lezingen gehouden door P.J. Meertens en er is een aantal artikelen van hem gepubliceerd, die tot de belangrijkste dialectstudies aangaande Zeeland behoren: ‘g/h-wisseling in het Zeeuws’ (in: Tijdschrift voor Taal en Letteren, 1929); ‘Zeeuwse Taalgeografie’, lezing voor het Nederlandsche Philologencongres 1935 (J.B.

Wolters, Groningen); ‘Het Vlaams karakter der Zeeuwse dialecten’ (in: Onze Taaltuin, jaargang 6, nr. 1, 1938) ; ‘Opmerkingen betreffende het Zeeuwse taaleigen’ (bij de Dialectatlas van de Zeeuwse eilanden, 1939).In datzelfde jaar schreef dr. A. Weynen een uitvoerig artikel over de ‘Betrekkingen tussen de Zeeuwse en Noordbrabantse dialecten’ (in: Onze Taaltuin, jaargang 7, nr. 9, 1939) en ‘De ouderdom en het isolement van het Schouwens dialect’, met dialectkaarten (in: Onze Taaltuin, jaargang 8, nr. 10,1940). Nadat dr. Ha.C.M. Ghijsen ‘De neutralisatie der medeklinkers in het Zeeuwse taalgebied’ behandeld had (in: Onze Taaltuin, jaargang 9, nr. 11, 1941), werden in 1944 ‘Zeeuwse dialectproblemen’ belicht voor de dialectencommissie der Nederlandse Akademie van Wetenschappen, in drie lezingen: dr.

Meertens: ‘Vlaamse invloed op de Zeeuwse woordenschat’, dr. Weynen: ‘Merkwaardige overeenkomsten tussen de woordenschat der Zeeuwse eilanden en die van Brabant’, dr. Ghijsen: 'Kenmerkend Zeeuws’ (N.V. Noordhollandse Uitgeversmaatschappij, Amsterdam).

In zijn boek ‘Nederlandse Dialectkunde’ wijdt prof. Weynen later een aantal bladzijden (388/389 en 455/458) aan de kenmerken en de geschiedenis van de Zeeuwse dialecten, vooral aan de overeenkomsten tussen het Brabants en het Zeeuws, die ten dele op een gemeenschappelijke Ingwaeoonse oorsprong, ten dele op latere betrekkingen teruggaan. In 1951 vat dr. Meertens alles wat hij vóór die tijd schreef over de Zeeuwse dialecten samen in zijn lezing voor de Koninklijke Maatschappij van Wetenschappen, onder de titel ‘De plaats van het Zeeuws onder de Nederlandse dialecten ’ ( Akademiedagen, p. 70-91) (ook te vinden in ‘Meertens over de Zeeuwen’, evenals de studie over de g/h-wisseling en de ‘ Vlaamse invloed op de Zeeuwse woordenschat’, p. 121-155). In 1960 volgt nog van zijn hand: Tngwaeonismen in Zeeland’ en in 1973, in het Album Willem Pée: ‘Enkele opmerkingen over het vocalisme in het Zeeuws en correctie op het vocalisme in het Zeeuws’ (in: Taal en tongval XXV). In 1970 had de Gentse hoogleraar prof. dr.

Willem Pée zijn visie gegeven over ‘Verschillen en overeenkomsten tussen Vlaams en Zeeuws’, welk onderwerp ook reeds in 1838 bestudeerd was door de Vlaamse filoloog Frans Willems: ‘Overeenkomst van het Zeeuwsch en het Vlaamsch’, terwijl J. Jacobs in zijn studie over ‘Het Westvlaamsch van de oudste tijden tot heden ’ grote overeenkomst had geconstateerd van het Westvlaams met de dialecten van Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren en de Bevelanden (Groningen).

Sinds het begin van de vorige eeuw werd overigens meermalen iets gepubliceerd over het Zeeuwse taaleigen, waar het één of enkele Zeeuwse dialecten betrof. Tot de belangrijkste Zeeuwse streektaalstudies worden gerekend de akademische proefschriften van de heren dr. A. Verschuur: ‘Klankleer van het Noordbevelands’ (1902), dr. A.C.M. Moerdijk: ‘Klankleer van het dialect van Zuiddorpe en geographisch onderzoek van de omgeving in 40 plaatsen’ (1926, Leuven, Z.Ned.

Dialectcentrale), dr. A. de Vin: ‘Het dialect van Schouwen-Duiveland, 1. grammatica en historie, 2. woorden en uitdrukkingen’ (1953, Taalkundige bijdragen van Noord en Zuid), dr. H.C. Landheer: ‘Het dialect van Overflakkee, klank en vormleer, syntaxis en vocabularium’ (1955, Noord en Zuid).

Prof. Weynen schreef in 1940: ‘De ouderdom en het isolement van het Schouwens dialect’ (met kaarten, in: Onze Taaltuin, 10) en in 1942: 'HoeveelEa-phonemen kent het Noordbevelands?’ (N.Tg.36, phoneem = taalklank).

Prof.dr. J.J. Gielen besprak in 1928: ‘De g/h-wisseling in het Zeeuws-Vlaams’ (T.Taal Lett. 16), waarop A. Verdenius reageerde (T.Taal Lett. 17). Prof. Gielen publiceerde in 1929: ‘De taal van het schuttersgilde van Lamswaarde’(in: Jaarboek Vier Ambachten); in 1930: ‘De Franse woorden in de taal van Hulst en Hulsterambacht’ (in: Jaarboek Vier Ambachten) en: 'Weerspiegeling der historie in de taal van Hulst en Hulsterambacht’ (N.Tg.25), gevolgd door: ‘Opmerkingen over de taal van Hulst’ (in: Jaarboek Vier Ambachten 3) en: ‘Zeeuws klankverschijnsel opgelost’ (in: Jaarboek Vier Ambachten 4, g/h-wisseling).

Op die eigenaardige wisseling had Johan Winkler reeds in 1874 gewezen bij de bespreking van het dialect van Hulst in zijn ‘Algemeen Nederduitsch en Friesch dialecticon ’. Deze Leeuwarder medicus-taalgeleerde was de eerste in ons land die gebruik maakte van de plaatselijke dialectkennis voor zijn studie, door één zelfde tekst nl. De Gelijkenis van de Verloren Zoon (Lucas 15:11 -32) door streektaalkenners in het gehele te onderzoeken gebied te laten vertalen in het eigen dialect. Veertien Zeeuwen gaven gehoor aan de oproep. Correspondentie met elk van hen bracht nog bijzonderheden aan het licht, die Winkler verwerkte in een begeleidend commentaar bij ieder Zeeuws dialect. Al had het dialecticon nog karaktertrekken gemeen met de niet-professionele streektaalbeoefening (zie Dialectonderzoekers), het sluit toch aan bij het vergelijkend dialectonderzoek op wetenschappelijke grondslag, waarvan de noodzaak in die jaren meer en meer werd erkend, al bleef de organisatie, met name ten aanzien van het bijeenbrengen en verwerken van dialectmateriaal nog geruime tijd gebrekkig (zie G.G. Kloeke: ‘GeschiedenisN. Ned. dialectonderzoek’).

Op 15 december 1979 had in Amsterdam de jubileumbijeenkomst ‘Honderd jaar dialectenquête’ plaats, waar herdacht werd dat in 1879 door het Aardrijkskundig Genootschap de eerste dialectvragenlijst werd uitgezonden. Sinds dat jaar zijn heel wat dialectvragenlijsten, ingevuld door Zeeuwen, naar Amsterdam geretourneerd, vanaf 1930 naar het Centraal Bureau voor Nederlandsche en Friesche dialecten van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, dat onder leiding stond van P.J. Meertens en in 1969 samengevoegd werd met twee onder dezelfde leiding staande bureaus tot het ‘Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde’, waarvan de naam in 1979 werd: ‘P.J. Meertens-Instituut’.

Dialectonderzoek

In 1928 besloten enige jonge mensen met ‘elan’ in Goes tot de oprichting van een Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek, gebaseerd op zuiver wetenschappelijke gronden. Er was echter nog wel organisatie en ledenwinning nodig voordat op 13 april 1929 de officiële oprichting plaats vond en gestart kon worden met het opstellen en uitzenden van dialectvragenlijsten: het georganiseerd onderzoek van de dialecten van geheel Zeeland, inclusief Goeree-Overflakkee.

In de statuten heette het doel: Het bevorderen van de belangstelling in en de bestudering van de Zeeuwse dialecten, door:

a. te trachten een verbinding tot stand te brengen tusschen personen, belangstellend in het dialect en die daarom, hetzij metterdaad willen medewerken tot het verzamelen van materiaal en het verstrekken van inlichtingen inzake de dialectverschijnselen, hetzij de vereeniging financieel wenschen te steunen;
b. het bijeenbrengen van dialectmateriaal ten behoeve van de samenstelling van een woordenboek der Zeeuwsche dialecten en ten behoeve van de dialectstudie in het algemeen;
c. het bevorderen der uitgave van geschriften, betrekking hebbende op of geschreven in de Zeeuwsche dialecten.

Secretaresse werd dr. Hendrika C.M. → Ghijsen, in Middelburg geboren en getogen. Zij nam op zich, al het binnenkomende materiaal van de vele ‘medewerkers’, ouderen èn scholieren uit het gehele gebied, nadat dit door een team van ‘deskundigen’ was gecontroleerd, te ordenen en persklaar te maken, voorlopig nog voor het ‘Vereenigingsnieuws’, maar bedoeld voor de samenstelling van een Woordenboek der Zeeuwsche dialecten. Reeds in 1932 oogstte mevrouw Ghijsen in vakkringen grote waardering voor haar lezing voor het philologencongres in Gent over: ‘Het dialectonderzoek in Zeeland’ (Handelingen van het 11e Philologencongres, waarbij ze een nadere beschouwing gaf van het Zeeuwse klankenstelsel en grammaticale eigenaardigheden. Dat uiteindelijk het grootse plan van het woordenboek kon worden gerealiseerd, dat in 1956 het drukken een aanvang kon nemen en in 1964 het derde en laatste deel kon verschijnen, was niet alleen te danken aan de kundigheid van mevrouw Ghijsen, maar zeker ook aan de volharding, het doorzettingsvermogen, de zoveel jaren belangeloze arbeid van haar en haar trouwe assistente, mevrouw K.J. van de Putte èn de even belangeloze medewerking van velen, die tot Besluit van het Woordenboek met name worden genoemd. Zij hebben het hunne bijgedragen tot behoud van het zo belangrijke stuk Zeeuwse cultuur, dat in de streektaal besloten ligt.

Begin 1965 werd overeengekomen het dialectonderzoek voort te zetten, teneinde het Woordenboek te zijner tijd te kunnen aanvullen en waar nodig te corrigeren. Mededelingen van de Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek, enquêtes, vragen en inlichtingen, werden van toen af opgenomen in het Bulletin van de Werkgroep Historie en Archeologie van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. In aflevering 22, 1975, geeft dr. Ghijsen nog een studie over ‘De ontwikkeling van het dialectonderzoek in Zeeland in de 19e eeuw’. Aflevering 24,1976, zou geheel gevuld worden met haar volledige verslag van het onderzoek naar de dialectbenamingen, die gebruikt werden bij de wagenmakerij op de eilanden en het vaste land van Zeeland, het laatste van haar hand. In hetzelfde nummer moest een ‘In memoriam’ geplaatst worden: op 22 maart 1976 overleed Hendrika Maria Ghijsen in haar 92e levensjaar.

Zij was gedurende 47 jaar de ziel van de Zeeuwse vereniging voor Dialectonderzoek geweest. Nu lag al het werk stil, totdat eind januari 1977 een nieuw bestuur geformeerd kon worden: M.P. de Bruin, voorzitter; B. Oele, penningmeester, drs. J.H. Kluiver en J. Kousemaker, leden; terwijl mevrouw E.

J. van den Broecke-de Man bereid gevonden werd het secretariaat op zich te nemen en te trachten het werk van dr. Ghijsen zo goed mogelijk voort te zetten. Nieuwe contacten werden gelegd, o.a. weer met leraren van het voortgezet en middelbaar onderwij s, die met een aantal leerlingen wilden meewerken aan de beantwoording van door het secretariaat uitgezonden vragenlijsten. Toen bleek in welke mate de omgangstaal van jonge Zeeuwen, ook op het platte land, reeds beïnvloed was door het ABN via onderwijs en T.V., hoe velen van hen allerlei woorden en uitdrukkingen, die volgens het Woordenboek tot hun dialect behoren, niet meer kennen. Voor de juiste informatie moet men bij oudere generaties te rade gaan en, waar het dialectbenamingen betreft, gebruikt bij de uitoefening van bepaalde beroepen, vaak bij de alleroudsten. Er moet dus gezorgd worden, in de kortst mogelijke tijd zoveel mogelijk materiaal, d.w.z. nog levende woorden en zegswijzen voor de aanvulling van het Woordenboek te achterhalen.

Daarbij dient ook ruime aandacht gegeven te worden aan woorden, die wat het uiterlijk betreft, niet of weinig afwijken van de algemeen Nederlandse, doch in betekenis, gevoelswaarde of gebruikswijze, andere kenmerken vertonen. Intussen blijkt ook dat de belangstelling hiervoor bij velen in deze tijd zo groot is, dat ze spontaan gaan meehelpen. Het ledental van de vereniging groeit enorm, de vragenlijsten worden naar vermogen ingevuld, men gaat ermee naar oudere familie en kennissen, naar bejaardentehuizen. Menigeen komt met een eigen inbreng per brief, per telefoon, via bandopname of mondeling. De bezoeken zijn van het grootste belang voor een juiste controle op elk detail van het onderzoek.

De eerste Zeeuwse Dialectendag, najaar 1977 in de Abdij te Middelburg, telde ruim honderd bezoekers; op de tweede Dialectendag, 4 november 1978 in het stadhuis van Oostburg, was het aantal meer dan verdubbeld. Daar werd het resultaat van het eerste intensieve regio-onderzoek ‘Dialect in West Zeeuws-Vlaanderen’ in boekvorm aangeboden aan de Commissaris van de Koningin. Op de derde Zeeuwse Dialectendag, 27 oktober 1979, is het 50-jarig bestaan van de vereniging luisterrijk gevierd met 200 aanwezigen in de Vroone te Kapelle, waar de uitgeverij Elsevier de zesde druk van het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten presenteerde (de jubileum-editie, een bibliofiele uitgave, in leer gebonden en een gewone editie in kleuromslag), nadat dr. Boertien het eerste exemplaar van het speciaal-voor-deze-gelegenheid-samengestelde liedboek in ontvangst had mogen nemen: ‘Kinderversjes en Volksliederen uit Zeeland’ (eigen uitgave, oplage 2000).

Inmiddels is in 1979 met de Werkgroep Historie en Archeologie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen overeengekomen dat voortaan ieder lid van de Vereniging voor Dialectonderzoek automatisch lid is van die werkgroep en omgekeerd. Het gezamenlijk bulletin, dat viermaal per jaar verschijnt met een omvang van ca. 50 pagina’s, draagt nu de naam ‘Nehalennia’. In 1980 werd mevrouw dr. N. Bakker, die van 1948 tot 1977 redactrice was van ‘Het Woordenboek der Nederlandsche Taal te Leiden’, wetenschappelijk medewerkster van de Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek.

Dialectonderzoekers (individuele).

Nadat in het jaar 1770 in de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden het plan werd geopperd voor het vervaardigen van een Algemeen Omschrijvend Woordenboek der Nederlandsche Tale, kwam daar in 1778, volgens de Handelingen van die Maatschappij, de eerste voorraad woorden van Staats Vlaanderen binnen, opgezameld door ds. J. van Iperen, predikant te Veere, daarvóór Zeeuws-Vlaanderen. Controle werd aangevraagd aan P. Paulus (geb. Axel) en A. Kluit, rector van de Latijnse School te Middelburg, later professor van de Illustere Schole aldaar.

In 1781 volgde een verzameling woorden, op Walcheren in gebruik, van A. Kluit met controle van ds. J.W. te Water (geb. Zaamslag, predikant te Veere, Vlissingen en Middelburg, ook verbonden aan de Illustere Schole). Onder de druk van de politieke woelingen kwam in 1787 een einde aan die activiteiten. Helaas werden deze oudste Zeeuwse verzamelingen in 1886 door de Maatschappij afgestaan aan de redactie van het Woordenboek der Nederlandse Taal, die ze in strookjes knipte en in haar apparaat opnam - aldus L.D. Petit, die van 1883-1889 bibliothekaris der Mij was.

Inmiddels had in 1833 de uitgever A. de Jager een nieuwe impuls gegeven aan het plan tot het bijeenbrengen van bouwstoffen voor een volledig Nederduitsch Taalkundig Woordenboek, waarvan de volledigheid inzonderheid moet worden bereikt door het opnemen van gewestelijke en plaatselijke woorden en uitdrukkingen (voorbericht Taalkundig Magazijn). Mede hierdoor werd ook in Zeeland de belangstelling voor de streektalen aangewakkerd. Sindsdien hebben niet-professionele dialectvorsers woordenlijsten samengesteld en vaak, vergezeld van een beschouwing over het betreffende Zeeuwse dialect, gepubliceerd - hier in chronologische volgorde genoteerd:

1835 mr. A.F. Sifflé: ‘Over het Zeeuwsche taaleigen' (d.w.z. op de Zeeuwse eilanden, in Taalkundig Magazijn, le deel van A. de Jager). 1844 dr. H.J. van Eek: ‘Over het taaleigen der boeren van het kanton Axel’ (in Taalkundig Magazijn, later door dr. Ghijsen gecontroleerd). 1846 ds. H.M.C. van Oosterzee: 'Enkele bijzonderheden van het Zeeuwsche taaleigen’ (d.w.z. Schouwen, in Zeeuwsche Almanak). 1851 H.A. Callenfels: ‘Eenige bijzonderheden van het Zeeuwsche taaleigen, voornamelijk in het district Sluis’, en: ‘Lijst van eigenaardige woorden, die in Goedereede, Overflakkee, Schouwen en Kadzand in gebruik zijn’ (vervolgd in 1855 in N.Ned. Taalmag. 2). 1852 ds. H.Q. Janssen: ‘Verschil in taaleigen tusschen Zeeuwsch- Vlaanderen en West- Vlaanderen, nevens overeenkomst van het Zuid-Bevelandsche met het West- Vlaamsche’ (in Zeel. Jb.). 1852 J.H. vanDale: ‘Kadzandsche taal en zamenstelling van gelijke, alleen van klank verwisselende woorden, ontleend aan de spreektaal in het 4e district’ (\n Arch. van Ned. Taalk.). 1854 G.T. Callenfels: ‘Opmerkingen nopens het taaleigen in Zuid-Beveland’ (in Nieuw Ned. Taalmag. jg. 2). 1860, 1861 en 1862 idem (in Navorscher X, XI en XII). 1861 H. van Oosterzee: ‘Woorden in Zeeland (Z. Bev.) en in ’t bijzonder op Schouwen in gebruik’ (in Navorscher XI), vervolgd 1865 (in Navorscher XV). 1861 G.P. Roos: ‘Woorden in ZeeuwschVlaanderen’ (in Navorscher XI, waarin woorden worden behandeld, in het glossarium op Reinaert de Vos, door J. Willems in 1850 opgegeven, maar in Zeeuwsch-Vlaanderen nog gehoord (vervolgd in Navorscher XIV en acht volgende nummers). 1863 W.N. Wolterink: Een vocabulaire bijdrage tot het plattelandsche Zierikzeesch taaleigen’ (Nederland II, vervolgd in Europa 1870). 1863 J. Kousemaker Pzn.: ‘Woorden op Zuid-Beveland in gebruik’ (in Navorscher XIII/XXII), in 1873 vervolgd met ‘Zuid-Bevelandsch taaleigen’(in Taal en Lett. IV) en idem (in Noord en Zuid 3, 1880) en ‘Klankwijziging’ (Noord en Zuid 4, 1881). 1865 J. Slok Wzn.: ‘Woorden in Zeeuwsch-Vlaanderen ’(in Navorscher XV). 1879 G.A. Vorsterman van Oyen: ‘Het dialect van Aardenburg’ (in Noord Zuid 2), idem (in Onze Volkstaal 2, 1885). 1882 J. Goemans: 'Woorden op Schouwen, Serooskerke’ (in Onze Volkstaal 1). 1884 W.C.M. de Jonge van Ellemeet: ‘Verklaring van Walchersche woorden’ (in Hand. Ned. Taal en Letterk. Congres 19). 1892 J.G. Frederiks: 'Domburgsche taal’ (inDomb. badn. 10). 1911 B. Faddegon: ‘Het medeklinkerstelsel van het Noord-Bevelandsch’. 1912 A. Steketee: ‘Zeeuwsch idioticon voor Zuid-Beveland’. 1921 H.M. Kesteloo: ‘Walchersch idioticon’. 1926 J. Dek: ‘Het Kruin in gs dialect’, met voorwoord van prof.dr. J. van Ginniken. 1931 M. Mieras jr.: ‘Zuid-Bevelandsch dialect’ (in Eig. Volk 3) en: ‘Oez’op Zuud-Bevelandpraote’ (ten westen van Goes) (in: Eig. Volk 8, 1936 en 9,1937). 1935 P.A. Eggermont: ‘Oud nieuws: zegswijzen, Zeeuwsch-Vlaanderen’ (in Jaarb. Vier Amb. 7) en: ‘Taalkundige Varia’(in Jaarb. Vier Amb. 9). 1396 L. Wallenburg: ‘Walcherse Spreekwoorden’ (in Eig. Volk 8).

Zeeuwse dialectschrijvers

Dr. P. J. Meertens en B. Wander verzorgden een ‘Bibliografie der Dialecten van Nederland 1800-1950 (Amsterdam 1958).

Het hoofdstuk Zeeland (p. 272-287) bevat de namen van Zeeuwse dialectschrijvers met titels van het door hen geschrevene in de genoemde periode.

Ter aanvulling diene de volgende lijst:

Walcheren.

Beunke, H.E. 1851-1924: Walcherse vertellingen (17); herdruk 1978, Kruseman.

Damme, P. van 1953: Luctor et Emergo, toneelspel.

Geldof, W. 1950: Het Zeeuwse Volksraadsel, Middelburg.

- 1980: Volksverhalen uit Zeeland en de Zuidhollandse eilanden, Utrecht-Antwerpen.

Sturm, Hendrik 1945/48: Het wrede grauwe water, 6 verhalen; herdruk 1974.

- 1975: Wat voorbij gegaan is, 8 verhalen.
- 1975: De oogst rijpt ieder jaar, roman.
- 1976: Toch komt het voorjaar, 11 verhalen.
- 1976: En weer kwam het water, roman. Uitg. Opus 2, Kortgene.

Vaarzon Morel, W. 1957 (pseud. Bespieghelaar): Rubriek in de P.Z.C. gedurende 40 weken, o.a. De tachentigers, De reize van Tonnetje, enz.

- 1975: Bie ons op ’t durp, verhalenbundel, Veere.



Noord-Beveland.


Boven, C. van 1977 (pseud. CeeBee): wekelijkse Kroniek van Noord-Beveland (op rijm) in het ‘Nieuws en advertentieblad voor Noord-Beveland’.

- 1980: Peeland an d’achterdeure, gedichtenbundel (dialect van Wissenkerke). Uitg. Markusse, Wissenkerke.
- vanaf december 1980: Dialectrubriek in ‘Zeeland Magazine’. Uitg. Markusse, Wissenkerke.

Damme, Kees van 1980: Kapper Scherp van Kertjeen (Kortgene), in het ‘Nieuws en advertentieblad voor Noord-Beveland’. Eikenhout, L. 1978 (Eikenout): Bijdragen in ‘Katse Babbels’ (dialect van Kats), o.a. Heblindoekt, Peure, Waer hebeurd. Tazelaar, G. (Geetee) vanaf 1977: De leste nieuwtjes uut 't durp; ’t Weerpraetje van den noek; en herinneringen van vroeger, o.a. Depoepdööze, De pronkworsten enz., in: ‘Katse Babbels’.



Tholen en Sint-Philipsland.


Geuze, ir. M.A. 1970: De Paeren, in: ‘Maandblad van het Stamboek’;

- Dialectbijdragen (dialect Poortvliet) in: ‘Zeeuws Tijdschrift’, o.a. Vrolliëen (1975, 6) en Aekelig vertelseltje (1980, 6). Zo krom als een zekel.

Hendrikse-Everaers, L.M. 1979: Gedicht in ‘Eendrachtbode’: De vuulnisauto.

Jasperse, P. 1948 (pseud. E.S. Repsajp.): Ut vleis in de bêênen e.a. schetsen, St.Maartensdijk (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Jobse, C. 1900: Grepen uit een Zeeuws dorpsleven rond de eeuwwisseling, over burgemeesters en boeren, politie en stropers, bazen en knechten, St.-Annaland;

- Sint Annaland 1975, met afbeeldingen, kaarten enz.;
- Scherpenisse rond 1906.

Slootmaker J.L. (pseud. J.L. Rekamtools):

reeks dialect bijdragen in de ‘Eendrachtbode’ (1973-’76), laatste: Een rit op Zondagmiddag in Zeeland.

Schouwen-Duiveland.


Gils, W. van 1971-’75 (pseud. Wullum uut Bru): Dialectschetsen onder de titel: Bie ons op durp, in: weekblad ‘Ons Eiland’.

- Bijdragen in: ‘Kroniek van het land van de Zeemeermin’ (Sch.D.) 3 (1978).
- Winter, in: ‘Kroniek van het land van de Zeemeermin’ 4 (1979), p. 68 (dialect Bruinisse).

Jonge-Hoekman, K. de 1979: Ok un vak de Kosterin, in dialectvorm - en Van een töverfluitje in een töveroedje, legende in dialect van Brouwershaven (vertaald uit ‘Nederlands Volksleven’ van Tj. de Haan). Kosten, M.J. 1918-1944 (pseud. Joös van Jaone): Brieven uut Schouwen, in: ‘Zierikzeesche Nieuwsbode’.

- Bijdragen in: ‘Kroniek van het land van de Zeemeermin’ (Sch.D.) 3 (1978) en 4

(1979), waarin de laatste brief opgenomen is.

Vin, dr. A. de: Commentaar op het gedicht en het dialect van een Brouwse garnalenvisser (Johan van der Weele), in: ‘Kroniek van het land van de Zeemeermin’ (Sch.D.) 1

(1976), p. 61.

- Een vergelijking tussen twee dialectschrijvers van ons eiland naar tijd en plaats, ‘Joös van Jaone’ en ‘Wullum uut Bru’, in: ‘Kroniek van het land van de Zeemeermin’ 3

(1978) p. 112.

- Dialectbijdragen van ‘Joös van Jaone’,

P.D. de Vos en ‘Wullum uut Bru’, in: ‘Kroniek van het land van de Zeemeermin’ 4

(1979) , p. 63 (commentaar en inleiding). Vos, P.D. de 1866-1942: Het verhaal van de zeemeermin van Westenschouwen (met commentaar van dr. A. de Vin) in: ‘Kroniek van het land van de Zeemeermin’ (Sch.D.) 4 (1979).

Weele, Joh. van der: Mijn Vak, beschrijving van het beroep van een garnalenvisser (op rijm) (dialect van Brouwershaven) in: ‘Kroniek van het land van de Zeemeermin’ (Sch.D.) 1 (1976), p. 62 (met commentaar van dr. A. de Vin).

Wiebrens-Beekman, A. 1978: Uit de oude doos, dorpsgedichten. Uitg. Gemeentebestuur Bruinisse.

- 1979/80: Verhalen en gedichten van Bru (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).



Zuid-Beveland.


Balkenende, W. 1979: Judith van mij, streekroman Wolfaartsdijk, Uitg. Hoekman, Goes.

- 1980: Kerstfeest, verhalen, Uitg. Hoekman, Goes.

Boo, Adriaan de: Zeeuwse sagen, in: ‘Neerlands Volksleven’ van dr. Tjaard de Haan

o.a. over de boerderij ‘De drie Klauwen’

(Nieuwdorp) en in ‘Volksverhalen’ van W. Geldof 1950.

- Rijmen en liedjes (ongepubl.).

Boudens, P. 1858-1928 (pseud. Pier van ’t Langeweegje of Pier van Kwedamme = Kwadendamme): Dorpsgedichten van 19121928, o.a. 't OudeKerksje vanKwedamme, in: ‘Het Zeeuwsch Advertentieblad’ en de ‘Nieuwe Zeeuwsche Courant’.

Burger, C. 1935-1964 (pseud. Bram uut de Slik’oek): elke week een brief in het Z. L.M.blad over gewoonten in boerengezin en -bedrijf.

- Zeeuwse dorpsschetsen, o.a. Defermielje Oostermeer (ook voorgedragen).
- Mie de muziek mee, toneelstuk. Hontenisse, Marnix d’ (pseud.) 1952: Door vuur en water. Uitg. Zeeuwsch Dagblad, Goes.

Huijsman-Griep, L.: Zeeuwse vertelseltjes. Uitg. De Boer.

- De Floddermadam, toneelstuk.
- Goud uut ’t waeter, toneelstuk.
- De bonte koeie, toneelstuk. (Prov. Bibliotheek).
- De reize naer Rome, voordracht in dichtvorm.
- ‘Aegs te praete is moeilik, voordracht in dichtvorm.
- ‘Oögmoed komt voe de val, voordracht in dichtvorm.
- Jaone met de bromfiets, voordracht in dichtvorm (in de Zeeuwse map van de Bond van Plattelandsvrouwen).

Jonge, R. de 1949-1980 (pseud. Jilles de Puut): Zeeuwse humoristische verhalen (dialect van Kloetinge) (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

- Conferences en cabaretliedjes op grammofoonplaat ‘Zeeland Plat’, samen met ‘De Schompen’: Peter Dieleman en Jan Proos,
1980.
- De kennismaking, in: P.Z.C. 1978. Kousemaker, J. 1979: herdruk van Dien raoren Agestien. Uitg. Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek.
- Prediker, vertaling van het Boek Prediker van het Oude Testament in Zuidbevelands dialect. Uitg. Fanoy Middelburg 1980.
- Het Kerstevangelie, Lucas 2 (P.Z.C. 1980).
- Ie zei, de glie nissen van den ‘Eere Jezus. Uitg. Fanoy.

Koets, K. (pseud. Jaep uut de Wilhelminapolder): Toneelstukken na 1945:

- V Leven is een loterië (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).
- Twee tegen één.

- Baes Jan is jeloers.

- Ad’t tie verloopt.

- ’n Misverstand, enz. (stencil Zeelandia, Vereniging van Zeeuwen, ’s-Gravenhage). Lambregtse, Cornelis 1971: In zijn arm de lammeren.

- 1975: Het scharlaken koord. Beide streek: romans spelend rond Rilland-Bath.

Nijsse, Marinus 1978: Mensen van het oude land, 21 verhalen. Uitg. Hoekman, Goes. Reinhoudt, Engel 1977-1980: Zeeuwse liedjes (tientallen, in het dialect van Zuid-Beveland, door hemzelf gezongen, met begeleiding van gitaar en cither, onderwerpen uit het leven gegrepen) (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek). Steketee-Hoogvliet, H.C. 1953: Schetsen van het Bevelandseplatteland, in: P.Z.C.

West Zeeuws- Vlaanderen.

Aalbregtse, M.A. 1967: Kezanse kost, gerechten, levensgewoonten enz. rond 1900. Uitg. Pieters, Groede.

- (pseud. Mako): (Jut ’t eih’n landje, rubriek in: ‘Eenhoorn magazine’.
- Lief en leed in ’t land van Cadzand, volksgebruiken bij geboorte, huwelijk en overlijden (dialect Aardenburg/Oostburg). Uitg. Zaltbommel 1976. (Europa bibliotheek). Bootsgezel, L. 1950: Van Braakman tot Zwin, korte schetsen van wat was en is. Uitg. Smoor en De Hulster, Breskens.
- Dialectbijdragen (dialect van Breskens) in: ‘De Schakel’, nieuwsblad van West Zeeuws-Vlaanderen.

Dekker, D. 1975: Kerzanse veraolen deu un’Oófkrabbe (dialect Hoofdplaat). Uitg. Pieters, Groede.

Haneghem-Visser, L. van, 1978-1980: Verhalen van vroeger rond Sluis (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Heyboer, A. en M. Quaars 1978: Café Centraal, toneelstuk, speelt te Breskens, verfilmd in 1980 (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Houte, prof.dr. I.C. van 1977-1980: Jeugdherinneringen, 15 verhalen, voorgedragen door mevr. E. Schippers-le Bleu, op de Zeeuwse Dialectdagen (dialect Cadzand) (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Keijmel, J.: Herinnerieng’n van de Schoolbanke, in: ‘Blokletters’ (dialect Breskens) (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek 1977).

Lergner, S.A. 1966: Dialectbij dragen in: ‘De Schakel’, Breskens, o.a. Bram.

Luteyn, P. 1930-1936 (pseud. Pier de Papvreter): Dialectbijdragen in de ‘Breskensche Courant’ (dialect Groede).

Rootsaert, U.F. 1978: o.a. Jong’n ge moe trou’n, toneelschetsen (dialect Eede) (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Schijve, Cor: verscheidene teksten van liedjes, gecomponeerd voor eigen koor, o.a. Land van Kezand en De Karrekasse, in: ‘Kinderversjes en Volksliederen uit Zeeland’. Uitg. Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek.

- Toneelstukken: Pastoor Zonnevylle en Jaontje, (verfilmd); tekst samen met verhalen (rond 1900), gedichten en spotrijmpjes,

gebundeld in ‘Uut het land van Kezand’ 1977, Uitg. Stichting ‘Jaontje’ en Pieters, Groede.

- Dialectbijdragen in ‘De Schakel’ rond 1945.

Schippers, J.H. 1980: Je zu t’rmao mee opgescheuteld zitt’n, toneelbewerking naar een gegeven van Arnold Helsby (dialect van Groede), spel ‘de Plattelanders’, (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Standaert, A. 1935: De wonderdoktoor van Jos Jansen, voor het toneel bewerkt (weer gespeeld in 1980 door toneelgroep Eede).

Oost Zeeuws-Vlaanderen.

Blommaert, J. 1976-1980: Jaarlijks hoofdartikel in ‘De Roaspot’, carnavalsblad voor Nieuw-Namen (actueel en herinneringen aan vroeger).

Blommaert, M. 1977: Oe mijn moeder bróód bakten e.a. schetsen (dialect Kloosterzande) (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Dieleman, M. 1978-1981: 't Land van Axel, gewoonten, gebruiken, oude spelen, enz. (dialect van Axel) (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Eggermont, J.L.: Streekromans:

- 1937 Lenie (uit het grensleven) Uitg. Helmond.
- 1939 Ulle, d’n boer (uit het vlassersleven) Uitg. ‘de Toorts’, Zeist.
- 1939 Wannies Verstegge (van een buiteneer) Thijmfonds, Den Haag.
- 1942 7Lokkende vrije leven (van een stroper), Gottmer, Haarlem.
- 1945 Holland ons Vaderland (uit de bezettingstijd). De Telg, Amsterdam.
- 1947 Lied zonder woorden. De Telg, Amsterdam.
- 1950 ’n Rijke horizon wenkte. Thijmfonds, Den Haag.
- 1970 Genade voor een simpele ziel. Gottmer, Haarlem.
- 1972 In ‘t Verghulde Hoefijzer. Gottmer, Haarlem.
- 1973 De zwarte van de Boshoek. Gottmer, Haarlem.

Eggermont, J.L.: Toneelspelen:

- 1933 Van de rosten en de Witten. Van Remortel, Hulst.
- 1935 Van meneer Sylveer (spel van hoogmoed). Van Remortel, Hulst.
- 1941 De Sukkeleer (Wonderkerstspel). Vink, Alkmaar.
- 1946 De Vlam (voor zaal en openlucht) Oud Brabant, Oosterwijk.

Eggermont, J.L.: Dialectbijdragen over gewoonten, gebruiken:

- 1980 Oan de Meet (aan de grens), in ‘Nehalennia’.
- en vele andere (dialect St.-Jansteen) (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Leeuwen-Hamelink, M.J. van 1980: Gedichten, o.a. Wa bi je toch mooi, m’n Zeeuwsch-Vlaonder’nland! (dialect Zaamslag) (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Moerdijk, Marie Cecile: Liedjes in dialect van Zuiddorpe, waarvan, getoonzet door haarzelf, De legende van Zuiddorpe, in: Siedurps Liedsjen, gepubliceerd in: ‘Kinderversjes en Volksliederen uit Zeeland’. Uitg. Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek, 1979.

Schelfhout, B. 1980: Blijspelen: Sursum Corda (een greep uit het devote leven van Ammadee Karton en Reeden Bussel. Anno 1900) en Repetitie, Anno 1900.

Steyns, Ed 1977-1981: Vertelselkes, o.a. Bornes de spöök’ond van Klooster.

- Gedichtjes, o.a. ’t Eldert uit; Kloosters latijn; Vöö’ mijn klein manneke enz. (dialect van Kloosterzande) (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Vogelschor, H. van ’t 1970: Vertelsels van Patjen Guust (humor). Uitg. DuerinckKrachten, Kloosterzande.

Vries, Joh. de 1974: Het spookte in Zeeuwsch- Vlaanderen, volksverhalen met hier en daar dialect. Uitg. Van Aken, Terneuzen.

- 1975: Die goeie ouwe tijd, idem. Uitg. Van Aken, Terneuzen.

Wauters, A. 1979: Uit de school geklapt, schoolherinneringen van een onderwijzeres. Uitg. Merlijn, Middelburg 1980.

- De oorlogsdreigementen en de Kieldrechtse jaormart, toneelspel (dialect Nieuw-Namen en Hulst).

Wiersma-Menu, M. 1978: De klompkes van Wardjen en andere verhalen (dialect van Kloosterzande) (archie f Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Wissel, A. 1976 (pseud. Luctor): Rond het Krekepoldertje.

- Regen en Zonneschijn.

- 1978 Op ’t Oekje, vertellingen uit het dagelijks leven rond het begin van deze eeuw, met Zaamslag als kern. Uitg. Van Aken, Terneuzen.

Wijna-Riemens, P. 1979: berijmde Zeeuwsvlaamse anekdotes, o.a. Burger- of boerenpak? (dialect van Axel) (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

Wijne, George 1977/78: Patjen Guust, spelend aan de Zandstraat tussen Philippine en Sas van Gent; één van de oude verhalen in ‘De Stem’.

Eerzamen, F. den 1883-1968: Folklore en Taal, 2 series artikelen in: ‘Eilandennieuws’, Dorpsgemeenschap, Eilandengemeenschap, enz. (dialect van Flakkee).

- Een gesprek in ’t Goerees (idem).
- Het eiland Goeree, geschiedenis en volksleven. Uitg. Neerlandia, Meppel 1966.

Eijk, J. van 1928: De lui van Oudenhil, novellenbundel. Uitg.Mij Holland, Amsterdam.

- (onder pseud. J. van Diepenheim) Dialectbijdragen in de ‘Maas- en Scheldebode’ (voorloper van ‘Eilandennieuws’) (dialect Ouddorp).

Grevenstuk, B.L. 1895-1973: Dialectbijdragen, vooral Gelegenheidsverzen in ‘Maasen Scheldebode^ en in ‘Ons Eiland’. Immerzeel, M. van 1935: het Flakkees Volkslied (1979 herdrukt in ‘Kinderversjes en Volksliederen uit Zeeland’. Uitg. Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

- Dialectbijdragen vóór en na de oorlog, wekelijks in het ‘Flakkees Nieuwsblad’.
- 15 Korte Verhalen, nagelaten, klaar voor publikatie (dialect Middelharnis) (fa→ bezit).

Knape, J. Mzn. 1934: Polderland, rom;

- 1935 Kneuterboertjes, roman, ook in neelvorm. Beide romans uitgegeven Bosch en Keuning, Baarn.
- 1937 Het gevloekte leven, roman. Uit Kok, Kampen.
- Veel novellen en schetsen, o.a. de cyd Ouwe Kees (met humor) en bijdragen v< diverse tijdschriften.
- Nagelaten werk (dialect van Sommelsdijk) (familiebezit en archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek). Soldaat-Poortvliet, D.K. 1910-1980: Flakkeese Poëzie, gedichten waarvan enkele getoonzet en gepubliceerd in: ‘Kinderversjes en Volksliederen uit Zeeland’. Uitg. Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek.
- 1979: Daer is een kindje gebore, kerstverhaal in: ‘Nehalennia’ en andere korte verhalen (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).
- Bijdragen in de rubriek Op z’n Flakkees gezeit van ‘Eilandennieuws’, waarin tevens schreven:

Both-Roodzand, J. (dialect Dirksland). Koppenol, J. (dialect Stad aan ’t Haringvliet).

Immerzeel, M. van (dialect Melissant). Poortvliet, C. (dialect Herkingen).

Struik, J.L.

Valk, C. van der (dialect Menhaerse= Middelharnis).

Tol, Cor van der 1906-1975: Achter hun horizon, verhalenbundel.

- Mensen, die langs ons gaan, Flakkeese novellen en schetsen.
- De weg, die zij gingen, historische Flakkeese verhalen (dialect Middelharnis). Trommel, H. 1940-1955: De juun van Piet Verkerk en andere verhalen (dialect Middelharnis) (archief Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek).

< >