Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

DEMOGRAFIE

betekenis & definitie

[i]Ontwikkeling inwonertal.

[/i]Op 1 januari 1980 telde Zeeland 348.268 inwoners. In een periode van 150 jaar betekende dit een vermeerdering van 211.002 inwoners. Het aandeel van de Zeeuwse bevolking in het Nederlandse totaal, dat in 1830 nog 5,25% bedroeg, is sindsdien bijna voortdurend dalende geweest. Op 1 januari 1967 bereikte dit zijn dieptepunt met 2,356%. Voor de ontwikkeling van de Zeeuwse bevolking sinds 1950 staan vermeld in tabel II.

De twee componenten die de groei van de bevolking bepalen, zijn het geboorte- en het vestigingsoverschot. De overschotten sinds 1830, zie tabel I.

Uit de cijfers blijkt dat in de periode 1950/’69 het geboorteoverschot een positieve en het vestigingsoverschot een negatieve bijdrage heeft geleverd aan de bevolkingsgroei. Na 1970 is een heel ander beeld te zien. De bijdrage van het vestigingsoverschot aan de totale Zeeuwse bevolkingsgroei overtreft dan zelfs die van het geboorte-overschot.

Het geboorte-overschot.

Het geboorte-overschot is het saldo van het aantal levend geborenen en het aantal overledenen. Het aantal levend geborenen en het aantal overledenen per 1.000 inwoners noemt men het geboorte- resp. sterftecijfer.

De gemiddelde jaarlijkse geboorte- en sterftecijfers na 1950 staan in tabel III.

Uitgaande van 1950 valt te constateren dat de geboortecijfers zowel in Zeeland als in Nederland een dalende tendens vertonen.

Vooral na 1970 is een dalende tendens te constateren. Doordat Zeeland relatief meer

ouderen heeft dan Nederland is het sterftecijfer hoger dan in Nederland. Per saldo blijkt dat het geboorte-overschot in Zeeland bij dat van Nederland verhoudingsgewijs

achterblijft.

Het vestigingsoverschot.

Een vrij groot vertrekoverschot heeft de Zeeuwse bevolking jarenlang gestagneerd. Pas in 1966 kwam hier verandering in, toen er voor het eerst sinds jaren weer een positief vestigingsoverschot werd gemeten.

In 1975 bereikte dit zijn hoogtepunt toen zich in Zeeland 4.606 mensen meer vestigden dan er vertrokken. Ook in de jaren erna bleef het hoog (± 3.000).

De leeftijdsopbouw.

Vergeleken met Nederland telt Zeeland al sinds jaar en dag relatief veel 65 plussers.

Het aandeel van deze leeftijdscategorie in de totale bevolking is zowel in Zeeland als in Nederland steeds toegenomen. In Zeeland is dat aandeel zelfs meer dan verdubbeld de laatste 50 jaar. Sinds 1930 is de groep 15- tot 65-jarigen ongeveer even groot gebleven.

Deze conclusies en de al eerder geconstateerde recente daling van de geboortecijfers blijken ook uit tabel IV.