(Hulst ca. 1510 Gent 11 april 1576). Eerste bisschop van Gent, na de afsplitsing van dit diocees van het bisdom Utrecht, bij de kerkelijke herindeling van 1559, (effectief in 1565).
Bracht zijn jeugd door in de Bagijnerstraat te Hulst, waar zijn vader een barbiers- en chirurgijnswinkel had. Studeerde aan de Latijnse school in Gent en later godgeleerdheid en oosterse talen in Leuven: Promoveerde in 1529 tot magister philosophiae en fungeerde daarna waarschijnlijk als priester in het Doornikse. Doceerde van 1540 tot 1547 in de abdij van Tongerloo en was van 1547 tot 1562 pastoor in de parochie van St.-Maarten te Kortrijk. De rust van Tongerloo, met zijn rijke bibliotheek, inspireerde hem tot een aantal theologische werken w.o. een parafrase van de Psalmen. Promoveerde in 1562 tot doctor in de theologie aan de Leuvense universiteit en bezette daar meteen een leerstoel. Bij deze gelegenheid liet het gemeentebestuur van zijn vaderstad zich door zijn griffier vertegenwoordigen en hem ‘anderhalve ame wijns’ offreren.
Op 3 maart 1563 werd Jansenius met enkele andere theologen door de landvoogdes afgevaardigd naar het Concilie van Trente. Hun optreden aldaar oogstte zoveel lof dat Philips II hem aanstelde als bisschop van Gent, hetgeen op 6 juli 1565 door de paus werd bekrachtigd. Door allerlei interne strubbelingen werd hij echter pas in september 1568 tot bisschop gewijd. Onvermoeid werkte deze bisschop aan zijn bisdom. Herhaaldelijk bezocht hij ook Hulst. Op Maria-Lichtmis 1569 kwam hij op verzoek van de stad en van Hulsterambacht om het H.Vormsel toe te dienen, wat in 20 jaar niet was gebeurd.
In augustus 1570 verscheen hij weer voor enige dagen in zijn vaderstad, zo ook in juli 1574 en augustus 1575. Telkens bood de stad hem een eremaaltijd aan. Men kan aannemen dat hij een grote bijdrage geleverd heeft aan het katholiek herstel in het land van Hulst.Ziekten en een vroegtijdig verval van krachten hebben deze toegewijde bisschop belet verder te werken. Hij moest zich ten laatste onthouden van het preken in de verschillende kerken van Gent. Op 11 april 1576, tegen de avond, stierf hij, ‘een zeer geleerd en barmhartig man’, zegt de kroniekschrijver De Kempenaere.
Eerst op 8 mei werd hij begraven in de crypte van de St.-Baafs, in de kapel van St.-Ivo.
LITERATUUR
N.N.B. W. VII. P.J. Brand, Geschiedenis van Hulst, 1972.