(’s-Hertogenbosch 1887-1967), priester, oprichter van ,, Aristo”; Lutkie werd op latere leeftijd, mede onder invloed van bestudering van de werken van Leon Bloy, priester. Hij werd in 1919 priester gewijd.
In 1930 richtte hij in Soli Deo te Nuland het maandblad „Aristo” op; hij bood daarin vele auteurs de eerste kans om te publiceren, o.m. Pierre H. Dubois, Bertus Aafjes, Bert Voeten, Maarten Vrolijk. Ook gevestigde auteurs publiceerden in dit tijdschrift, zoals Geerten Gossaert, Willem de Mérode, Henri Bruning en Ernst Michel. Lutkie nam een centrale plaats in in de betrekkingen van de Nederlandse katholieken met het fascisme. Lutkie was docent esperanto; na zijn priesterwijding werd hij kapelaan in Gemonde tot 1922; richtte toen het tijdschrift „Vreugde” op; publiceerde School Humoresken, Esperanto.
Hij werd door de bisschop van Den Bosch op eigen verzoek ontheven van zijn functie als kapelaan, vestigde zich toen in Nuland als priesterpublicist; werd daar pleiter voor fascistische theorieën, die hij uitdroeg in boeken en artikelen. Hij was medewerker van „Katholieke Staatkunde”, later feitelijk redacteur van het vervolg daarop: „Opbouwende Staatkunde”, en voorzitter van het „Genootschap voor Opbouwende Staatkunde”. Het blad bleef tot 1924 bestaan, ging toen een fusie aan met het weekblad De Vaderlander. In 1925 werd Lutkie door het episcopaat gedwongen zijn functie neer te leggen. Hij had ook zitting in het bestuur van de Nationale Unie; hij bleef daarvan lid tot 1940, ook toen deze werd omgevormd tot „De Vuurslag”. Reeds in 1927 was hij in Italië in audiëntie ontvangen door Mussolini.
Hij bood toen portretten van de duce, gemaakt door Jan Toorop, aan en publiceerde een jaar daarop het boek „Van Toorop naar Mussolini”. In 1929 volgde een tweede ontmoeting. In 1933 kreeg hij als enige buitenlander van de Italiaanse dictator het recht tot vertaling van diens boek over zijn broer Arnoldo. Lutkie publiceerde o.m. artikelen in Roeping en de Nieuwe Tilburgse Courant. En verder als boeken: De Weelde verdedigd, Dokter Moller (overdruk NTC), Nooddrift en Liefdedrang (1920); met Vincent Cleerding: Richard Kralik (1926); met prof. Gerritsen en R. Groeninx van Zoelen: Italië dat mijn hart heeft (1934).Bron: dr. L. Joosten, Kath. en Fascisme.