Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

COEHOORN, MENNO BARON VAN

betekenis & definitie

(Britsum, als zoon van Gosewijn Koehoorn 1641-begr. Wyckel 1704); stud. wiskunde en vestingbouwkunde aan Hogeschool van Franeker; trad in 1657 in militaire dienst, evenals zijn vader werd hij officier.

Huwde in 1678 Magdalena van Scheltinga, die reeds in 1683 overleed. Van Coehoorn werd een bekend veldheer en vestingbouwer; was generaal der artillerie, luit.generaal der infanterie, directeur-generaal van de fortificatiën in de Nederlanden en gouverneur van Vlaanderen met de sterkten aan de Schelde.

Belangrijkste werk: Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horizont (1685).

Werd in 1695 benoemd tot „Ingenieur-Generaal der Fortificatiewercken deser Landen”. Hij wordt beschouwd als de grondlegger van het Corps Ingenieurs van de Dienst der Genie. Van Coehoorn heeft een belangrijk aandeel gehad in het ontwerpen en het aanleggen van vele versterkingen in Noord-Brabant; stelde in 1701 zuiderfrontier als verdedigingsstelsel in Noord-Brabant vast, waarvan verschillende liniën, forten en schansen van zijn hand zijn. Bron: J. Sneep: Menno baron van Coehoorn, in Monumenten, 1983.