(’s-Gravenhage 1909); theoretisch natuurkundige; stud. in Leiden en Kopenhagen; promoveerde in 1931; 1939 bijz. hoogleraar Leiden; vanaf 1942 verbonden aan het Natuurkundig Laboratorium van Philips, waarvan hij in 1946 een der directeuren werd; vestigde zich te Heeze; werd in 1956 lid van de Raad van Bestuur van Philips, tot 1972. Prof.
Casimir werd al binnen zeer korte tijd herhaaldelijk ere-doctor van de universiteiten van Edinburgh, van Leuven, Aken en Kopenhagen; was gasthoogleraar en werd ere-doctor in de Ver.Staten. Hij was o.m. voorzitter van de Kon.Ned.Akademie van Wetenschappen en ook enige jaren van de Brabantse Milieufederatie. Prof.Casimir maakte zich herhaaldelijk verdienstelijk als lid van de Raad van Bestuur van de Stichting Brabantse Dag.Publ. verschillende wetenschappelijke werken, o.m. over 50 jaar ontwikkeling van de natuurkunde: Het toeval van de werkelijkheid. Hij is lid van de Orde „Pour le Merite” voor wetenschappen en kunsten van de Bondsrepubliek Duitsland.
Bron: Nos-Markant, jan. ’84.