Gepubliceerd op 30-05-2019

Brilvogels, Honingvogels

betekenis & definitie

Familie: Zosteropidae Brilvogels (Chlorocharis, Zosterops)

Familie: Meliphagidae Honingvogels Onderfamilies: Meliphaginae Echte honingvogels (Acanthorhynchus, Anthochaera, Entomyzon, Manorina, Melidectes, Meliornis, Meliphaga, Notiomystis, Philemon, Prosthemadera), Promeropinae Kaapse suikervogels (Promerops)

De brilvogels vormen een zeer eenvormige groep zangvogels. Zij zijn genoemd naar een ring van witte veertjes rond het oog, hoewel dit kenmerk bij sommige soorten ontbreekt. Hun franjevormig gerafelde tong duidt er op dat ze nectar en vruchtesappen oplikken. Niettemin eten ze in hoofdzaak insekten. Buiten de broedtijd zwerven ze langzaam en onopvallend in troepjes door de takken van bomen en struiken. Ze slapen ook gezamenlijk en poetsen eikaars veren.

Eigenaardig is de zwartoogbrilvogel, die een zwarte oogring heeft. De australische-brilvogel vestigde zich pas 100 jaar geleden in Nieuw-Zeeland. In Australië bestrijdt men deze vogel, omdat hij in fruitkwekerijen soms massaal de rijpe vruchten aanpikt. Bij de senegalese-brilvogel onderscheidt men meer dan 20 ondersoorten, waarvan sommige slechts een vreemde puntvormige verspreiding hebben. De honingvogels vormen een zeer soortenrijke familie van over het algemeen robuust gebouwde vogels, die in hoofdzaak honing uit bloemen zuigen als voedsel, waarbij ze de bloemen bestuiven. Vele eucalyptussoorten worden op deze wijze bevrucht. Hun vloeibare dieet blijkt evenals bij de bastaardhoningvogels uit hun lange, ver uitsteekbare, franjeachtige gespleten tong en de slokdarm, die zonder echte maag direkt in de darm uitmondt.

Toch eten ze ook vruchten en insekten, sommige grotere soorten zelfs gewervelde dieren. De meeste soorten leven in groepsverband. Enkele kunnen goed zingen. Ze leven in gebieden met verspreide boomgroei, in regenwouden en in struiken in halfwoestijnen. De scharlakenhoningvogel is een van de kleinste en kleurrijkste soorten. De meeste zijn onopvallend groenachtig gekleurd, waarbij sommige soorten, zoals de zingende-honingvogel, de naaktoogen de blauwoorhoningvogel kale, felgekleurde kopplekken hebben.

Andere hebben naakte lellen, zoals de lelhoningvogel. De lederkoppen hebben een knobbelvormige uitwas aan de snavel, naakte wangen en een naakte keel. Tenslotte vallen enkele soorten op door veerpluimen aan de hals of de borst, zoals de toeï en de geelbandhoningvogel.