Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

ORGEL

betekenis & definitie

Door de Rijkscommissie van Advies voor Kerkorgels zijn ook de Fr. O.s voorlopig in drie klassen verdeeld.

Die uit de A-klasse hebben bijzondere waarde (óf zeer gaaf, óf van historisch belang): Dantumawoude, Franeker, Jorwerd.

De B-klasse bevat niet geheel gave O.s of ook O.s uit een talrijker groep: Bergum, Bolsward (Martinikerk), Dronrijp, Jelsum, Lwd. (Westerkerk), Marsum, Morra, Ried, Ijlst en Sweins.

Ten slotte is er de C-klasse (niet gaaf, werk uit groep waarvan vele O.s bekend zijn): Berlikum, Blessum, Bolsward (Broerekerk), Boksum, Bozum, Burgwerd, Dongjum, Drachten, Driesum, Foudgum, Hallum, Harlingen (Grote Kerk), Kollum, Langweer, Lwd. (Grote, Waalse, doopsgez. engeref. Oosterkerk), Makkum, Midlum, Nijwier, Oldeboorn, Oosterend, Oosthem, Peins, Rauwerd, Roordahuizum, Sint-Jacobi Parochie, Sloten, Tsjum, Welsrijp, Wieuwerd, Wirdum, Wolvega, Workum en Woudsend.

Orgelbouw. Naast verplaatsbare koor-O.s krijgen de kerken na 1500 grote O.s. In de 17de eeuw voornaamste 0.-bouwers: Anthonij Verbeeck (werkt 1617-35), de familie Baders (werkt 1640-68).

Van 1600-1800 grote uitbreiding van het aantal O.s en slechte O. -bouwers (schoolmeesters, timmerlieden).

Uitnemende vertegenwoordigers der Noordduitse

O.-bouwschool te Groningen (A. Schnitger en A. Hinsch) leveren evenmin als goede Hollandse O.bouwers veel in Frl.

In de 19de eeuw is Lwd. een centrum van O.-bouw geweest en kregen de meeste kerken een 0. Werkzaam waren toen: de familie Van Dam (1779-1927); de familie Van Gruizen (1779-1841); de firma Hardorff (1844-83); de familie Adema (1854-ca. 1935); de firma Bakker en Timmenga (1880-heden) en nog enkele anderen. Dezen werkten allen naar het principe van Schnitger en Hinsch; waren leerlingen van Van Dam of van Van Gruizen, die bij Hinsch waren opgeleid.

Zie: Publicaties van A. P. Oosterhof en E. Penning; J. L. de Jong Lzn., Van orgels en organisten; Leeuw. Cour. (7.12.1957).

< >