Middeleeuws schip: ‘Fr. K.n’.
Geschikt voor de vaart op de Waddenzee, die bij eb droog was: kleine voor de visvangst, grote voor de handel. De oudste hadden één mast en telden ca. 10 t, later 10-24 IPlatte bodem, voor en achter rond (kogga, zich welven).
De Friezen voeren hiermee op de Rijn, in de Oostzee, over de ‘Fr. Zee’ (Noordzee) naar Engeland en Frankrijk.
Afbeelding op het zegel van Harderwijk (1280). Later werd uit het zuiden het type van het karveelschip ingevoerd.
Na 1400 zijn er K.n van een 200 t met drie masten, zie Handel, Mare Frisicum, Scheepvaart.Zie: P. Heinsius, Das Schili in der hansischen Frühzeit (Weimar 1956); Ostfriesland iii (1957), 6-9.
