Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Woltersum

betekenis & definitie

Gron.: Woltersom.

Dorp in de gemeente Ten Boer van de hoofdplaats aan het Eemskanaal. Ten Z. hiervan loopt de Woltersumer Ae van Schaaphok aan het Slochterdiep naar Woltersum; vanhier het Lustige Maar naar het Damsterdiep bij Dijkshorn. Oorspronkelijk radiaal wierdedorp.

Houtzaag-, pel- en korenmolen ‘De Fram’ (1867) is nog volop in bedrijf. De hervormde kerk (westelijk deel 1765, oostelijk deel met toren 1838) bezit een preekstoel uit omstreeks 1530, met sterk beschadigde schilderingen van de lijdensgeschiedenis van Jezus. Het huis te Woltersum, ook wel Glimmerhuis omdat het in het tweede kwart van de 17de eeuw bewoond werd door Jacob Joosten Glimmer, is in het midden van de 18de eeuw gesloopt.

Overlevering: te Woltersum heeft in de tijd dat aardappels nog niet algemeen waren, een rijke boer een hele praam vol in het water laten werpen, hoewel er arme mensen genoeg waren, die ze graag wilden hebben. Als straf kwam de aardappelziekte in het land en als teken groeien er nog elk jaar in het Woltersummerdiepje onder water valse aardappels, met veel loof, maar natuurlijk zonder vruchten.

In de Middeleeuwen Waltersum, Woltersum = heem (woonplaats) van Wolter (mansnaam).

Schimpnamen voor de inwoners: Egyptenoaren.

Lit.: Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen, 503-505: O. Blaauw e.a., Woltersum (Woltersum 1982): H.O. Feith, ‘Woltersum’, GVA 1843,11-121.

< >