Aanvankelijk het ‘armen-kinderhuis’ genoemd, werd op initiatief van de diakenen van de Hervormde gemeente in 1621 opgericht en ondergebracht in het voormalig Jacobijnerklooster. Vanuit de diaconie werd in 1660 naast het Groene Weeshuis nog een tweede kinderhuis gesticht: het Blauwe Kinderhuis.
De financiële verplichtingen van de diaconie ten opzichte van het Groene en het Blauwe kinderhuis werden zo zwaar, dat beide huizen in 1673 fuseerden: het Groen en Blauw Gecombineerd Kinderhuis, bij afkorting ook wel alleen: het Groene Weeshuis. De kinderen waren gekleed in een groen wambuis en blauwe broek (de jongens) of groene borstrok en blauwe rok (de meisjes). Deze kleding is in 1809 afgeschaft.In 1685 verbleven er 350 kinderen in het huis. De diaconie bepaalde wie werd toegelaten: als criteria dienden, dat de wezen vijf jaar of ouder waren en dat hun ouders niet het burgerrecht hadden bezeten, maar wel hervormd waren geweest. Aanvankelijk konden ook half-wezen en kinderen waarvan de ouders nog leefden opgenomen worden. Geruime tijd gold, dat een wees pas kon vertrekken als zijn aanwezigheid niet meer in het belang van het huis was en hij in zijn eigen onderhoud kon voorzien. Later lijkt een leeftijdgrens van 25 jaar gegolden te hebben. In 1631 stond het huis onder het opperbestuur van de magistraat en de kerkeraad.
Vanaf 1673 bestond het bestuur uit één predikant, één ouderling, drie diakenen en twee vaste voogdessen - allen benoemd door het Consistorium - plus twee voogden en twee buitenmoeders - benoemd door Burgemeesters en Raad. Vanaf 1797 wees de Kerkeraad een predikant, drie ouderlingen, drie diakenen, een boekhouder en drie voogdessen aan tot de directie. In het huis deden een binnenvader en binnenmoeder, naai- en breimeesters, ziekenmoeder, een opzichter over de vetspinnerij en een schoolmeester dienst. Aan het weeshuis was een school verbonden. Door de jongenswezen bij ambachtslieden in de stad te plaatsen leerden zij een beroep. De meisjes werkten in de naaiwinkel.
Tussen 1795 en 1814 werd het gebouw enkele malen gevorderd door de Franse troepen. In die jaren werden de groene wezen ondergebracht in het Roode Weeshuis. In 1859 werd een nieuw gebouwde behuizing betrokken aan de Oude Ebbingestraat. In 1933 verhuisden de wezen naar twee gebouwen aan de Verlengde Hereweg: de meisjes kwamen in de villa ‘Hilghestede’ en de jongens in ‘Pax Sperata’. In 1960 werd het weeshuis opgeheven en de laatste wezen werden ondergebracht bij pleeggezinnen.
[Holthuis]
Lit.:J.J. Woldendorp, Twee Eeuwen. Uit de geschiedenis van het weeshuis der Ned. Hervormde Gemeente te Groningen, 1660-1860 (Groningen 1933); J.J. Woldendorp, Opvoeding en Onderwijs in de 17de en 18de eeuw in het Groene Weeshuis te Groningen (Groningen en Batavia 1935).