(1698-1747)
Beeldsnijder/zerkhouwer. Struiwig had zijn werkplaats aan de Spilsluizen in Groningen. Vermoedelijk ontving hij zijn opleiding van Jan de Rijk. Hij vervaardigde werk in opdracht van kerken, de stad en particulieren. Voor kerken maakte hij houtsnijwerk aan preekstoelen, orgels en herenbanken. Zijn vroegste (gedocumenteerde) werk is het houtsnijwerk aan het orgel van de Martinikerk in Groningen.
In 1729/1730 werd door orgelbouwer Hinsz aan dit orgel een rugpositief toegevoegd. Struiwig vervaardigde ook de twee panelen met muziekinstrumenten tegen de balustrade van dit orgelbalkon. Met Hinsz en met kistenmaker Jan Bitter bestond een goede samenwerking. Struiwigs werk vinden we daardoor ook aan andere orgels van Hinsz, zoals in Zandeweer (1931), in de Bovenkerk in Kampen (1743) en in Appingedam (1744). Preekstoelen sneed Struiwig voor de kerken van onder andere Zuidbroek (1736), Eilsum (OostFriesland, 1738), Kantens (1741) en Niebert (1743). De opzetstukken van herenbanken in de kerken van Oldenzijl en Niebert en in de (afgebroken) kerk van Oterdum zijn eveneens door hem van beeldsnijwerk voorzien.
Struiwigs kwaliteit als beeldsnijder lag voornamelijk in het maken van ornamenteel snijwerk. Met het maken van figuren had de beeldsnijder meer moeite. Ook bleef hij gedurende zijn hele carrière vrijwel in dezelfde trant werken.
Lit.: W. Friso en M.D. Knol. 'Leven en werken van Casper Struiwig, beeldhouwer’, Groninger Kerken 6 (1987) 93-102.