Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Oldehove

betekenis & definitie

Gron.: Olhoof.

Dorp in de gemeente Zuidhorn, van het Reitdiep gescheiden door de Oldehoofsterpolder en via het Oldehoofsche Kanaal verbonden met het oostelijker gelegen Ezinge. Voor 1990 gelegen in de gelijknamige gemeente, met als overige dorpen Saaksum, Niehove en Kommerzijl (deels) en de buurtschappen Kenwerd, Kornhorn, Selwerd, Barnwerd, Englum, De Kampen, Lammerburen, Aalsum, Electra, Ruigezand, Lauwerzijl, Gaaikemaweer, Heereburen, Balmahuizen en Frytum.

Oldehove was in de Middeleeuwen de zetel van de proost van Humsterland. Tot zijn gebied behoorden ook Langewold, Vredewold en Achtkarspelen.

De aan St.-Liudger gewijde hervormde kerk is in de 13de eeuw gebouwd. De noordgevel is nog vrijwel gaaf. De 15de-eeuwse toren kreeg in 1664 een nieuw ingangsportaal; op de begane grond zijn cellen voor gevangenen en hondenhokken aanwezig. De kerk bezit een preekstoel uit de tweede helft van de 17de eeuw en enige herenbanken uit de periode 1650-1700. Orgel (1903) van de gebr. Van Oeckelen.

Aan de preekstoel een koperen collectebus (1665). Twee grafkelders; in één ervan de sarcofaag voor Margaretha gravin van Cobentzel (1698-1730), echtgenote van Ludolf Luirt Ripperda. Een witmarmeren gedenkplaat herinnert aan Douwe en Aedsge Martens Teenstra, die het Ruigezand inpolderden. Bij de restauratie van 1969-1971 is de eenheid van het meubilair verbroken.

De drie klavervormige spaarvelden in de toren, die drie vrouwen zouden voorstellen, worden volgens overlevering toegeschreven aan drie nonnen uit het Leeuwarder klooster Oldehove, die met een scheepje onderweg over het wad naar het klooster Corvey in Westfalen door een storm werden overvallen. Door vissers uit het Ruigezand werden ze gered en uit dankbaarheid zou het klooster Oldehove hier een kerk hebben gebouwd.

Bij Oldehove stonden de Englumborg (gesloopt ca. 1775), de borg Fritsinge (gesloopt 17de eeuw) en de Jensemaborg (gesloopt midden 18de eeuw).

Verder zijn er de molens ‘Aeolus’ uit 1846, te bereiken vanaf de Schipvaart (de met bomen beplante gedempte haven) en de korenpelmolen ‘De Leeuw’ uit 1855, in 1978 opnieuw als maal- en pelmolen in gebruik genomen.

Naamsverklaring: hof = kerkhof. Kerk en kerkhof van Oldehove, toen nog Humerke geheten, waren de eerste in het gebied. Pas later kreeg Suxwerd (Niehove) een kerk en kerkhof.

Schimpnaam voor de inwoners; Kannewaskers.

Lit: P. Noomen. ‘De middeleeuwse namen op -hove en hafe’, Fryske Nammen 8 (1989) 23-52: Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen, 307-318: T.H.K. Muntinga, Oldehove zoals het vroeger was (Oldehove 1977): H. Halbertsma, ‘Oudheidkundig onderzoek te Oldehove. Groningen; een bijdrage tot de oudste geschiedenis van Humsterland', Bulletin Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek 12-13 (1962-1963) 273-285: J. Bierma, Land en volk van Humsterland (Groningen 1961): Oldehove in oorlogstijd (Oldehove 1946).

< >