Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Kerspel

betekenis & definitie

Oorspronkelijk kerkelijke gemeente, na de Reformatie alleen wereldlijke bestuursinstelling in Noordoost-Nederland. Het is te beschouwen als voorloper van de gemeente.

In oorsprong zullen kerspel en rechtstoel zijn samengevallen en regelden de kerspellieden kerkelijke (beheer van kerkgoederen) en niet-kerkelijke zaken (verordening voor indijkingen).Ten tijde van de Republiek vond per kerspel de verkiezing van volmachten voor de landdag plaats. Jaarlijks werd ook een rekendag gehouden, waarop de rekeningen van de schatbeurder (de plaatselijke belastingontvanger) en de dorpsheer, de jonker, werden afgehoord.

Kerspellieden waren in principe alle ingezetenen die de verponding (grondbelasting) betaalden. Voor de afvaardiging naar de landdag was de minimumeis dat men 30 grazen land (ca. 15 ha) in het kerspel bezat.

Sommige kerspelen vormden een onderdeel van een zijlvestenij en maakten zo dus deel uit van de waterschapsorganisatie. Dat deed zich vooral in de Oldambten voor. Het kerspelbestuur werd hier gevormd door de schatbeurder, de zijlvest, de volmacht en twee dijkrechters.

In 1808 werden gemeenten tot stand gebracht met als taak de verzorging der huishoudelijke belangen, het financieel beleid en de uitvoering van opdrachten van hoger hand. Zij traden echter niet in de plaats van de kerspelen. Deze zijn in de jaren nadien geleidelijk aan verdwenen.

Lit.: W.J. Formsma, ‘Vormen van bestuur ten plattelande in de noordoostelijke provincies vóór 1795' in: Geschiedenis tussen Eems en Lauwers. Groninger Historische Reeks 4 (Assen 1988) 142-166.