De handel in Gronings graan bleef na de afschaffing van het stapelrecht geconcentreerd in de stad. De noteringen van de Groninger korenbeurs werden maatgevend voor de binnenlandse graanprijzen.
Tot 1823 werd het graan verkocht per Groninger mud (91,03 liter), daarna per hectoliter. Door korenmeters werd vanouds het aangevoerde graan gemeten, o.m. voor het vaststellen van de stedelijke belastingen. De zwaarte van het graan (graan- of natuurgedicht) was mede bepalend voor de prijs en werd met een kleine schaal (van uiteindelijk een halve liter) bepaald door de beursmeester. Omdat het wegen met de kleine schaal onbetrouwbare resultaten gaf, moesten vanaf 1868 beëdigde meter-wegers, in weeghuisjes nabij de aanlegplaatsen der korenschepen, het natuurgewicht bepalen met een vat van een halve hl. In 1920 werd bepaald dat graan voortaan per eenheid van 100 kilogram i.p.v. 100 liter verkocht moest worden. De bepaling van het natuurgewicht verviel pas in 1945.In de 19de eeuw was haver het meest verhandelde graan. Oldambster brouwhaver werd gekocht door Engelse bierbrouwers, havergortfabrikanten en paardenhouders. Gerst ging naar gortpellers in de provincie, mouterijen en branderijen in Schiedam en pelderijen in de Zaanstreek. In de eigen behoefte aan het broodgraan rogge werd mede voorzien door invoer, o.a. uit Drenthe en het Oostzeegebied. Tarwe werd weinig verbouwd en voornamelijk verkocht aan andere streken.
Kenmerk van de handel via de beurs is dat koopovereenkomsten moeten voldoen aan de ‘Condities van de Groninger Graanbeurs’, opgesteld door de Koninklijke Vereniging De Beurs (informeel opgericht 1868, koninklijk goedgekeurd 1878). Alleen handelaars en commissionairs kunnen (en moeten) daarvan lid zijn. De telers laten zich vertegenwoordigen door een commissionair.
Vroeger werden bijna alle granen, zaden en peulvruchten op ‘staal’ (monster) op de beurs verkocht. In 1987 was dat 49% en in 1997 nog maar 30% van de oogst, daarbij inbegrepen de onder beurscondities afgesloten combine- en opslagcontracten. Nu zijn alleen tarwe en gerst nog van belang. Het zijn massaproducten waarvan de kwaliteit niet op de tast door de vakman, maar door laboratoriumonderzoek wordt vastgesteld. Dit is gepaard gegaan met een meer dan evenredige vermindering van het aantal commissionairs, handelaars en pakhuizen.
De achteruitgang van de beurs is o.m. een gevolg van de opkomst van de coöperatie in de graansector. Toen de boeren gingen maaidorsen raakte in de oogsttijd de markt overvoerd. De telers gingen contracten afsluiten. Handelaars en de Aan- en Verkoopcoöperatie die buiten de beurshandel vielen, bouwden droogcapaciteit en opslagruimte. Ontvangstations werden op het platteland opgericht. Een andere oorzaak is de toenemende rechtstreekse verkoop aan handelaars door boeren met graansilo’s. Door de val van de Berlijnse muur ging een voor Groningen interessante markt, het nabije West-Duitsland, grotendeels verloren.
[Beukema]
Lit.: M.A. Holtman, Meten en wegen in Groningen (Uithuizen 1986); Van korenschepen en de korenbeurs. Ommelander museum Leens (Leens 1994); P. Priester, De economische ontwikkeling van de landbouw in Groningen 1800-1910 (Groningen 1991).