(Garrelsweer 1885 - 1971)
Directeur van een handelsvennootschap, schreef op latere leeftijd een aantal bundels met verhalen en schetsen van duidelijk christelijke signatuur in het dialect van Loppersum en omgeving. Het werk bevat vooral interessant materiaal voor de dialectstudie: Grunneger Beelden (1946), Volk oet Grunnegerlaand (1946), Van vrouger en nou (1948), Lutje en dikke dingen (1949), Stroeken en strevellen (1954), De zeuven hoofdzunden (1955). Daarnaast stelde De Graaf een zesdelige bloemlezing uit de Groninger literatuur samen: Veurdroagen en veurlezen (1953-1954).