Recht, toegepast in Friesland, de Ommelanden en Oost-Friesland. Het oude volksrecht der Friezen, de Lex Frisionum uit 802/803, maakte onderscheid tussen drie onderdelen: tussen Zwin en Vlie, tussen Vlie en Lauwers en tussen Lauwers en Weser.
Het Friese recht was in feite een variant van het recht dat op het West-Europese vasteland werd toegepast. De overeenkomsten waren groter dan de verschillen. Het werd in de 12de-14de eeuw vastgelegd in keuren, landrechten en boetetaksen die bewaard gebleven zijn en dus de nodige kennis over dat recht verstrekken. Uit deze periode dateren ook de oudste Ommelander rechtsteksten. Zo kennen we het Oldambtster landrecht van 1327, de Hunsinger keuren van 1252, de Langewolder keuren van 1250 en 1282 en het Aduarder zijlrecht van 1382. Ook de Buurbrief van Appingedam uit 1327 kan tot deze vroege rechtsbronnen gerekend worden. De oudste rechtsbron van de stad Groningen (overigens geen Friese stad) dateert uit ca. 1400.In de 16de eeuw kregen de Gelderse en Habsburgse landsheerlijke wetgevingen meer invloed, terwijl ook het Romeinse recht in de rechtstoepassing een rol blijft spelen.
Lit.: P. Gerbenzon en N.E. Algra, Voortgangh des rechtes (Groningen 1975).