(Grijpskerk 1879 - Groningen 1946)
Dichter/schrijver in het Gronings, gedeeltelijk onder pseudoniem Nikl. Griep. Onderwijzer te Noordbroek, later schoolhoofd te Groningen. Dijkstra heeft een omvangrijk oeuvre, het meeste verspreid in tijdschriften, dagbladen enzovoort. Hij publiceerde aanvankelijk poëzie in het Nederlands, onder meer in De Gids en De Nieuwe Gids, in de sfeer en traditie van de Tachtigers. Pas in 1916, in de toenmalige opbloeiperiode van de dialectliteratuur (met auteurs als De Graaf, Spitzen, Rietema, Stel, Boer en Neuteboom), begon hij te publiceren in het Gronings.
Behalve het Westerkwartiers van zijn geboortestreek beheerste hij ook het Oldambtster en het veenkoloniale dialect. Lange tijd voerde hij, samen met J. Rietema, met een onderbreking tijdens WOII, de redactie van het Maandblad Groningen (1922-1946). Daarin publiceerde hij tal van artikelen en literaire kritieken, waarmee hij vooral ontluikend talent met succes wist te stimuleren.
Dijkstra was een van de belangrijkste en meest gezaghebbende dichters van zijn tijd. In de eerste plaats een natuurdichter die het wijde Groninger landschap in vele gedichten heeft bezongen: 'Menigmaal in de religieuze toon van aanbidding en mystieke verbondenheid, dikwijls ook als aanleiding tot mediteren en “miemeren”, waarbij hij het natuurgebeuren ziet als symbool, als gelijkenis van leven en levenslot’ (Van Leeuwen). Het typisch Groninger karakter van Dijkstra’s poëzie komt ook tot uiting in de ‘Braiven van twij Jannen’, die hij samen met Jacob Rietema lange tijd publiceerde in het Nieuwsblad van het Noorden (1937-1957); later ook in boekvorm uitgegeven (1979). Hun eerdere briefwisseling ‘Oet ’t leven van Freerk Proemker en armer Grunnegers’ in Het Noorden in Woord en Beeld, eveneens in boekvorm uitgegeven (1937), heeft minder literaire pretenties. Vermeldenswaard zijn Dijkstra’s vertalingen van Van de Vos Reynaerde (1920) en van de Fabels van Esopus (1942-1944), alsmede zijn aandeel in een tweetal zangspelen van B.H. de Graaffen Frieso Molenaar.
[Visscher]
Lit.: P.J. van Leeuwen, Geschiedenis van de Groninger literatuur (Scheemda 1984); J. Engels, ‘Meester en dichter, maar dichter toch het meest’ in: Cursus Gronings (Groningen 1988).