Er zijn aantal mogelijkheden om met een camcorder een stilstaand of bewegend object te volgen.
1. Pan of pannen (van panorama): de camera horizontaal laten draaien om zijn verticale as.
2. Pan in verticale richting, ook wel aangegeven als tilt-up en tilt-down. De camera verticaal laten draaien om zijn horizontale as.
3. Boom-up en boom-down: camera beweegt in verticale richting loodrecht op en neer. Dit wordt meestal gedaan met een hydaulische middenzuil, ook wel 'pedestal' genoemd.
4. Tracking of rijer: het in horizontale richting bewegen van de camera. Voor een zo gelijkmatig mogelijk bewe- gingsritme wordt de camera op een hiervoor ontworpen platform geplaatst en over rails voortbewogen. De hobbyist maakt in de regel gebruik van een statief, geplaatst op een dolly, een voorziening onder het statief op wieltjes. Hiervoor behoeft men een vlakke ondergrond zonder obstakels. Ook is rijdend vanuit rolstoel of auto en varend vanuit een boot een stabiel bewegingsritme mogelijk.
5. Zoom: inzoomen of uitzoomen. Kan behalve voor het dichterbij of verderweg brengen van het beeld ook gebruikt worden voor het volgen van een object. Dit geeft wel een perspectivische vertekening en moet daarom gezien worden als een pseudo-rijer.