Een klep van metaal of kunststof die in het hart wordt geplaatst bij mensen van wie een hartklep niet goed meer werkt.
Het hart bestaat uit een dikke spier met vier holten (twee boezems aan de bovenkant en twee kamers aan de onderkant), die door tussenschotten worden gescheiden. Het bloed kan erin maar één kant op stromen wanneer de kamers zich samentrekken. Twee hartkleppen tussen de boezems en de kamers in zorgen daarvoor, net als twee kleppen bij de uitgang van de kamers. Die kleppen kunnen door vergroeiing vernauwd of juist uitgerekt raken. In het eerste geval stroomt er niet genoeg bloed doorheen. In het tweede geval gaan ze lekken en stroomt er bloed terug, de verkeerde kant op. In allebei de gevallen wordt het bloed niet goed rondgepompt. Dan kan het hart kapotgaan.
Meestal worden mensen met een kapotte hartklep daarom snel geopereerd. Dat is een grote operatie. De hartchirurg maakt bijvoorbeeld vergroeide delen van de hartklep los of een uitgerekte klep kleiner. Als dat niet meer kan, vervangt de hartchirurg de bestaande klep door een kunstklep of een klep van varkens- of rundweefsel.
Kijk ook bij hartkamers, hart.
