Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

Gepubliceerd op 13-06-2019

gordijnen (woninginrichting)

betekenis & definitie

Gordijnen zijn stoffen binnenzonweringen. Voor 1630 kwamen gordijnen slechts sporadisch voor en alleen in de belangrijkste ruimtes. Tot het einde van de 17de eeuw is er bijna altijd sprake van enkele gordijnen.

Daarna komen de dubbele gordijnen op, een links en een rechts. Overgordijnen zijn, net als glasgordijnen, in allerlei uitvoeringen een prima zonwering. Zij kunnen er bovendien toe bijdragen om de kou die via de ramen binnendringt tegen te houden.

Ook de inkijk kan door gordijnen beperkt worden. Via een rail, stok of buis kunnen gordijnen in horizontale richting verschoven worden. Bij de rijke interieurs komen gordijnkappen, lambrekijns (soort draperie), embrasses (ophouders) en patères (knoppen) voor.

Gordijnen worden vervaardigd van verschillende stoffen zoals: linnen, laken, kamerdoek, zijde, damast, fluweel en neteldoek.

In de vroege 18de eeuw zijn naast de gewone schuif en valgordijnen de ophaal- en rolgordijnen ontstaan, die door een koord kunnen worden bediend. (Het Nederlandse interieur in beeld / C. Willemijn Fock e.a., Zwolle 2001/Historische zonwering / B.H.J.N.

Kooij, RCE Brochure, Amersfoort, 2012)