Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

Gepubliceerd op 13-06-2019

arbeiderswoningen

betekenis & definitie

Arbeiderswoningen, ook wel volkswoning genoemd, zijn woningen die bedoeld zijn om te verhuren aan arbeiders en ambachtslieden. Deze (meestal) kleine woningen werden speciaal voor deze doelgroep gebouwd vanaf de tweede helft van de 19e eeuw. In middelgrote steden zoals Haarlem, Leiden en Alkmaar en op het platteland waren deze woningen meestal grondgebonden en werden deze twee aan twee of in een rijtje gebouwd.

In grote steden konden arbeiderswoningen door de hoge grondprijzen en de kosten van paalfundering doorgaans alleen in woningbouwcomplexen worden gerealiseerd, waarin veelal portiekwoningen met een of twee kamers gestapeld en rug-aan-rug een plek kregen. Ook met revolutiebouw door speculanten in stadsuitbreidingswijken werd vanaf 1870 tegemoet gekomen aan de grote vraag naar arbeiderswoningen in de grote steden. Landelijk kwam de bouw van arbeiderswoningen pas goed op gang na de invoering van de Woningwet in 1902.

In de Woningwet en aanverwante wetgeving werden de minimale eisen voor woningen aangegeven. Na 1902 zijn veel arbeiderswoningen door woningbouwverenigingen gebouwd. Deze woningen bestaan veelaluit een bouwlaag met een kap.