Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

Gepubliceerd op 13-06-2019

woningen

betekenis & definitie

Bouwwerk dat tot woning van mensen dient, woonhuis of boerenhuis. In Zuid-Europa kenden de Grieken en Romeinen reeds voor onze jaartelling een hoogontwikkelde wooncultuur, met huizen die zowel in horizontale als verticale zin zeer uitgebreid waren. Men kan dit in de in 79 n.C. bedolven steden Pompei en Herculaneum waarnemen.

Ook elders in de door de Romeinen beheerste gebieden zijn dergelijke woonhuizen opgegraven. De invloed op de indeling van de West-Europese woning is vrijwel nihil, aangezien zowel de klimatologische als geografische omstandigheden te veel verschillen. Het oudste type uit de prehistorie in Noordwest-Europa, dat bij opgravingen werd blootgelegd, is het hallenhuis.

In deze ongedeelde ruimte, in hoofdzaak van hout opgetrokken, lag in de vloer een open stookplaats. De rook trok over de zolder door een gat in het dak naar buiten. Dit type wordt aangeduid als rookhuis.

Het verdwijnt in de Nederlandse steden rond 1400 i.v.m. voorschriften tegen brandgevaar.

Op het platteland bleef deze vorm langer in gebruik. Soms werd er voor geld en goederen achter een steenhuis toegevoegd.

Stadsbesturen vaardigden keuren uit waarin stenen rookkanalen werden voorgeschreven. Toen werd het mogelijk de zolderruimten voor wonen te gebruiken en twee of meer verdiepingen te maken. In de steden bestond daartoe de noodzaak door de grote behoefte aan vloeroppervlak en het beperkte terrein dat beschikbaar was.

Er treedt een onderverdeling in ruimten op: voorhuis, binnenhaard, achterhuis. Op de begane grond bevonden zich vaak bedrijfsruimten.

De zolders werden ook voor opslag gebruikt ( koopmanshuis).

Als er in een stad nog ruimte genoeg beschikbaar was, werden de huizen met de lange zijde langs de straten gebouwd (breed huis). Als de ruimte beperkt was, werd over het algemeen gebouwd met de korte zijde aan de straat, dus de nokrichting loodrecht op de straat (diep huis). De plattegrond was in hoofdzaak rechthoekig.

Soms bouwde men een zijkamer. Bij gebrek aan ruimte ontstond later vaak een achterhuis, van de hoofdmassa gescheiden door een binnenplaats en ermee verbonden door een gang. Op het platteland bleef het woonhuis in hoofdzaak één laag met een zolder.In de steden werden ook veel stenen huizen gebouwd, vooral in het oostelijke deel van Nederland en daarbuiten, waar de bodem een dergelijk zwaar bouwwerk toeliet.

De welstand van de eigenaar was eraan af te lezen.

De beschikbaarheid van goede steen was mede een voorwaarde. Bij stenen huizen berust de stabiliteit op de steenconstructie.

Verticale krachten worden door steen overgebracht. Bij houten huizen berust de stabiliteit op het samenstel van stijlen, balken, schoren en regels, het (zie) houtskelet. In de late M.e. werd uit overwegingen van brandveiligheid voorgeschreven dat de zijmuren van huizen van steen moesten zijn.

Toen bleef het skelet nog het dragende element. In veel streken van Europa is het houten huis, vaak uitgevoerd in vakwerk, de meest gebruikelijke bouwwijze geweest.In de M.e. nam het versterkte huis in veel steden een belangrijke plaats in.

Wegens de geringe ruimte binnen de stadsmuren beperkten de bouwkundige weermiddelen zich tot poorten, torens met schietgaten en gekanteelde muren, al dan niet met een weergang.

Zulke adellijke stadshuizen kwamen reeds vroeg in Italië voor (geslachtstoren). In noordelijker landen zijn de overblijfselen van deze stenen huizen schaarser, in Nederland o.a. in Utrecht.In XIX ontstond door de bevolkingsgroei, de opeenhoping van arbeiders en de duurte van de bouwgrond het type boven- en benedenhuis, in gelijkvormige reeksen gebouwde huizen. Reeds vroeger waren die toegepast bij van overheidswege ontworpen stadsaanleg, ook in Amsterdam bij de uitbreiding van 1670 in de Looiers- en Weteringdwarsstraten.

In Nederland hebben de Amsterdamse school en haar uitlopers veel gedaan om het troosteloze aan deze bouwvorm te ontnemen. Reeds vroeger waren in Engeland gemoedelijke, in groen gelegen burgerwoningen ontworpen door Norman Shaw c.s. (Bedford Park in Londen, c. 1880). De meest moderne gedaante van het stadshuis is tenslotte de uit de Verenigde Staten overgekomen ‘flat’woning.

In de moderne tijd deed vooral gewapend beton als bouwmateriaal zijn intrede. Voor niet dragende geveldelen wordt vaak gebruik gemaakt van staal, aluminium en glas.