Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Toonsoort

betekenis & definitie

Hieronder wordt verstaan het toongeslacht, waartoe een muziekstuk moet gerekend worden en de prime of grondtoon van het toonstelsel, waarin het stuk is gezet. De twee groote groepen of geslachten, waaronder tegenwoordig de toonsoorten gerangschikt worden, dragen de namen van dur, majeur of groote terts en van mol, mineur of kleine terts.

Dit zijn de eenig overgeblevene van de oude kerktoonsoorten (zie aldaar).De dur-toonsoorten zijn de daar genoemde Ionische en hypo-Ionische, de mol-toonsoorten komen overeen met de Aeolische en hypo-Aeolische. De overige kerktoonsoorten zijn omstreeks de XVlIe eeuw ter zijde gesteld.

De bij de dur-toonsoorten behoorende toonladders hebben alle in overeenkomstige volgorde dezelfde intervallen of toonafstanden, bestaande uit een heelen of een halven toon; evenzoo bij de mof-toonsoorten. De opvolging van de heele en halve tonen is echter bij de dur- en de moltoonsoorten verschillend, waarvan het gevolg is, dat de akkoorden, die bij de dur- en de moltoonsoorten behooren, een geheel verschillenden klank hebben.

De thans gebruikelijke dur- en mol-toonsoorten zijn de volgende:

C dur en a mol zonder voorteeken G " " e " met fis.

F " " d " " bes.

D " " b " " fis e" cis.

Bes » " g " " bes e" es.

A " " fis " " fis, cis e" gis.

Es " » c " " bes, es e" as.

E „ " cis " " fis, cis, gis, dis.

As " " f " " bes, es, as e" des.

B " " gis " " fis, cis, gis, dis e" ais.

Des " " bes " " bes, es, as, des e" ges.

Fis " " dis " " fis, cis, gis, dis, ais e" eis.

< >