Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Tarsus

betekenis & definitie

in Cilicië, en hoofdstad van deze Romeinsche provincie, was de geboorteplaats van den apostel Paulus (Hand. 22 : 3; 21 : 39; 9 : 11), die er zijn jeugd heeft doorgebracht, en er ook na zijn bekeering meermalen heeft vertoefd, hetzij langer, öf korter tijd (Hand. 9 :30; 15 : 41; 18 : 22—23). Hij noemt haar een niet onvermaarde stad, en bezat haar burgerrecht (Hand. 21 : 39).

Haar ontstaan dateert uit de grijze oudheid. Treedt zij in het licht der historie, in de 7e eeuw v.

Chr., dan is zij een Oostersche stad. Later kwam zij onder de Perzische heerschappij.

Door Alexander den Qroote en de Seleuciden, en vooral ook door Antiochus Epifanes, werd zij gehelleniseerd. Daarna kwam zij onder de Romeinen, en onderging ook daarvan den invloed.

Er woonden ook vele Joden. In de 7e eeuw n.

Chr. werd zij door de Arabieren veroverd, in de 11e eeuw door de Kruisvaarders, in de 16e eeuw door Ottoman en de Turken. Haar grootte en beteekenis, die eens aanzienlijk waren, zijn zeer verminderd.

Zij lag aan den Cydnus, die er door heen stroomde, en die vroeger tot aan Tarsus bevaarbaar was.

Ook liep de groote handelsweg van Antiochië in Syrië er door naar de Cilicische passen.

Zij was eens een centrum van Oostersche en Westersche cultuur, en had in de eeuwen vlak vóór en in het begin onzer jaartelling een beroemde universiteit. Haar burgers waren niet misdeeld van gevoel van eigenwaarde, waren vrijmoedig, geestig, spotachtig.

Mannen van naam, b.v. Athenodorus, waren uit haar afkomstig, of hebben met haar in verband gestaan, in de Kerkgeschiedenis treffen we in later eeuwen haar naam ook meermalen aan in samenhang met belangrijke gebeurtenissen, of leeraren en ambtsdragers: Julianus de afvallige werd hier begraven; Diodorus van Tarsus was de geestelijke vader van de Nestoriaansche dwaling; een Helladius is hier episcopus geweest.

< >