Deze naam komt alleen voor in Hoogl. 6 : 13, doch hier ook tweemaal. Veelal heeft men daarin een eigennaam gezien, den naam van de bruid uit het Hooglied.
Toch is dit zeker niet juist, gelijk hieruit blijkt dat er in het Hebreeuwsch het bepalend lidwoord bij staat. De juiste vertaling is dus: de Sulamietische.
Nu hebben onderscheidene nieuwere verklaarders dit als een anderen vorm voor: de SuNamietische verstaan, en zij denken dan aan de bekende laatste gemalin en verzorgster van koning David, de buitengewoon schoone Abisag (vgl. 1 Kon. 1 : 3, 4). Meestal vatten zij het dan echter zóó op, dat zij hier niet als persoon wordt bedoeld, maar als de vertegenwoordigster der hoogste vrouwelijke schoonheid, zoodat de benaming Sulamith, toegepast op de bruid uit het Hooglied, zou bedoelen haar aan te duiden als „schoonste onder de vrouwen”.
Deze opvatting heeft meer voor zich dan die welke aan Abisag zelf denkt, daar het dan op zijn minst zeer bevreemdend moet geacht worden dat ze niet met haar eigen naam wordt genoemd. Maar, ook al zou de identificatie van Sulem en Sunem volkomen juist zijn, dan behoeft men hier nog niet aan die ééne bepaalde Sunamietische te denken: er zullen in dat plaatsje nog wel meer vrouwen (ook schoone vrouwen) hebben gewoond.