Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Smart

betekenis & definitie

in letterlijken zin pijn, wee; in figuurlijken zin leed, verdriet, droefheid, ongeduld, is een gevolg van en een straf op de zonde. Na den val luidt het tot Eva: met smart zult gij kinderen baren, Gen. 3 : 16; en tot Adam: met smart zult gij daarvan eten, Gen. 3 : 17.

De Schrift spreekt voorts van de smarten als eener barende vrouw Jer. 13 : 21; 22 : 23; van de smart onzer handen, Gen. 5 : 29; van Jobs smartelijk lijden, Job 2 : 13; 16:6; van de vele smarten der goddeloozen, Ps. 32 : 10; van de smart van den man van wetenschap, Pred. 1:18; en van de smarten, die de goddeloozen lijden in de hel, Luc. 16 : 24, 25, enz. Smart is in de Schrift de aanduiding van een stroom van lijden, dat sinds den zondeval over de wereld is uitgestort.

Toch biedt zij hope op verlossing van de smart. Lamech riep bij de geboorte van Noach reeds uit: deze zal ons troosten over de smart onzer handen, Gen. 5 : 29; de Heere geneest de gebrokenen van hart en Hij verbindt hen in hunne smarten, Ps. 147 : 3.

De pessimist komt in deze smarten-wereld om. Hij ziet in haar de slechtste, die zich denken laat, legt de schuld er van op den blinden alogischen wil en weet van geen verlossing dan alleen door vernietiging van het bestaande.

Het optimisme daarentegen gaat luchtig over deze smarten heen. Deze wereld is de beste die zich denken laat.

Ze is een wonder van schoonheid, en een beeltenis van het goddelijke. De Schrift handhaaft beide, smart en vreugde, zonde en genade.

Zij wijst ons op den Man van smarten, verzocht in krankheid, die onze krankheden op zich genomen en onze smarten gedragen heeft, Jes. 53 : 3, 4.