Een der Bovenwindsche eilanden, een deel van de kolonie Curaçao. Het relief wordt beheerscht door twee gebergten, in het Noordwesten de Kleine Bergen, overblijfselen van oude vulkanen, in het Zuidoosten den uitgedoofden vulkaan den Kwil.
Stroomend water vindt men nergens, maar gedurende de stortregens worden de guts tijdelijk tot beddingen van krachtige stroomen. (Guts is op Sint Eustatius de naam voor diepe ravijnen, door de regens uitgeslepen en bezaaid met bergpuin.) Voor drinkwater is men daarom in hoofdzaak aangewezen op de regenbakken bij de huizen.Aan de Oranjebaai ligt de hoofdplaats Oranjestad, bestaande uit het Bovendorp en het Benedendorp. Deze dorpen toonen duidelijk de sporen van verval.
Eigenlijk heeft Sint Eustatius alleen een grooten bloei gekend tot omstreeks 1780. In dien tijd was Sint Eustatius gedurende vele jaren de belangrijkste en meeste winsten afwerpende bezitting der West-Indische Compagnie in de Antillen. In de achttiende eeuw kwamen daar schepen van alle naties de voortbrengselen ruilen tegen West-Indische producten en bereikte het eiland zulk een grooten bloei, dat het toenmaals terecht een „Gouden Rots” kon genoemd worden. Een rooftocht van de Engelschen in 1781, waarbij Sint Eustatius geheel geplunderd werd, was het begin van het toenemend verval der Bovenwindsche eilanden.
Tegenwoordig kan men zeggen: de Statiaan (het eiland Sint Eustatius heet ook wel Statia) is in de eerste plaats landbouwer. De hoofdproducten zijn katoen en aardvruchten. De handel is een kleinhandel in verbruiksartikelen; het handelsverkeer met Curagao en Nederland is zeer gering. De handel is meer gericht op New York, St. Kitts en Sint Thomas. De bevolking bedraagt ongeveer 1450 zielen.