Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Sem

betekenis & definitie

De oudste van de drie zonen van Noach, de drager der belofte, de stamvader van het uitverkoren volk. In de profetie van Noach — waarvan de aanleiding was diens onvoorzichtig gebruik van den wijn en het verschillend gedrag zijner zonen, Gen. 9 : 21—24, maar de bron niet zondige ontstemming, doch ingeving des Heiligen Geestes — wordt gezegd: „Gezegend zij de Heere, de God van Sem; en Kanaan zij hem een knecht.

God breide Jafeth uit, en hij wone in Sems tenten” (Gen. 9 : 26, 27). Opmerking verdient, dat het Jehova is, die gezegend wordt, de God der bizondere openbaring en der belofte; Hij is het, die als de Zegenaar moet worden erkend en geprezen.

Hij zal zijn de God van Sem. Dit is de hoogste zegening, die alle andere weldaden, tijdelijke en eeuwige in zich sluit.

Hiermede wordt Sem aangewezen als de erfgenaam des Verbonds. De voorzegging, dat Kanaan Sem ten knecht zou worden, is vervuld: de volkeren van Kanaan zijn door Jozua onderworpen, Joz. 18 : 10, 23 : 4, 2 Kron. 8 : 7, 8, Tyrus is veroverd door Alexander enz.

Als in de zegening van Jafeth gezegd wordt: „God breide Jafeth uit en hij wone in Sems tenten”, moet hij niet worden toegepast op God — immers, de profetie zou zich dan weer van Jafeth wenden naar Sem, wiens zegening reeds beëindigd was — maar op Jafeth. En dan is hier niet sprake van een plaatselijk wonen van Jafeth op Sems erve, maar van een geestelijk wonen, m.a.w. van het deelen zijner nakomelingen in de belofte van het beloofde zaad, die in Sems tenten, bepaaldelijk in Abrahams zaad bleef bewaard, welke profetie in vervulling is gegaan met de. uitstorting des Heiligen Geestes, Rom. 9 : 4, 5, Ef. 3:6.

In Arfachsad, den derde der vijf zonen van Sem zet zich de „heilige linie” voort, Gen. 10 : 22, 11 : 10; aldus: Arfachsad, Sela, Heber, Peleg, Rehu, Serug, Nahor, Terah, Abraham.

< >