Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Overste der Synagoge

betekenis & definitie

is een naam, die eenige malen in het Nieuwe Testament voorkomt, (Marc. 5 : 22, 35, 36, 38; Luc. 8:41 en 49; 13:14; Hand. 13 : 15; 18 : 8 en 17). In Matth. 9 : 18 en 23 wordt Jaïrus, die blijkens Marc. 5 : 22 en Luc. 8 : 49 een overste der synagoge was, slechts overste genoemd.

Zulke synagoge-oversten treffen we niet alleen aan in Palestina, te Kapernaïm (Marc. 5 : 22; vgl. Matth. 9 : 1, 18), en elders, (Luc. 13 : 10), maar ook daarbuiten, in KleinAzië, te Antiochie (Hand. 13 : 15), in Griekenland, te Corinthe (Hand. 18 : 8,17), en in andere landen, E.

Schürer, Geschichte des Jüdischen Volkes*, II, S. 510 f. Zij zullen wel op alle plaatsen geweest zijn, waar een synagoge van eenige beteekenis was.

Te Antiochië wordt van oversten der synagoge in het meervoud gesproken (Hand. 13 : 15). In Marc. 5 : 22 kan „één van de oversten der synagoge” beteekenen: iemand, die tot de groep of klasse van synagoge-oversten behoorde.Hij had niet tot roeping, de geestelijke leiding der gemeente, maar hem was toevertrouwd de regeling van den gang der werkzaamheden bij de Godsdienstige samenkomsten in de synagoge. Hij bepaalde, door wie de Schriftlezing geschieden zou, en wie het gebed zou uitspreken. En hij noodigde uit tot de prediking, (Hand. 13:15). Ook moest hij zorgen, dat in de synagoge niets ongeoorloofds, of minder passends, voorviel, (Luc. 13 : 14).

In later tijd schijnt" de naam ook voor te komen als bloote titel. En zelfs werd er bij de heidensche culten wel van „oversten der synagoge” gesproken, (E. Schürer, a. w. II, S. 512).

< >