Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Olaf

betekenis & definitie

de Heilige, nakomeling van Harold Haarfagr, den stichter van het koninkrijk Noorwegen, wist zich in 1015 van de macht meester te maken. Eerst door de Noren met blijdschap als bevrijder aanvaard, vervreemdde hij ze later van zich door met allen ijver het Christendom te bevorderen.

Hij stichtte veel kerken en scholen, en organiseerde met de hulp van bisschop Grimkild het kerkelijk leven. Den tegenstand zijner heidensche onderdanen brak hij met geweld ; voor de doodstraf schrok hij niet terug, en dit berokkende hem de vijandschap zijner onderdanen, die nog verergerde, toen hij de roofzuchtige jarlen tot onderwerping aan wet en orde wilde dwingen en iedere verstoring van den vrede met den dood strafte.

Van dien haat maakte Kanut van Denemarken gebruik om hem van den troon te stooten : 1028. Olaf moest vluchten, trachtte in 1030 zijn rijk te herwinnen, maar hij sneuvelde in 1030.

Nu veranderde plotseling de gezindheid van het volk, waartoe de haat tegen het Deensche juk niet weinig bijdroeg. Men zag in den gevallen koning een kampioen voor Noorwegen’s onafhankelijkheid en een martelaar voor het Christelijk geloof.

Men vereerde hem als Noorwegen’s beschermheilige, geloofde, dat wonderen geschiedden bij zijn graf en de bewondering, waarmede men terug zag op de daden van zijn leven, werkte mede tot de volkomen zegepraal van het Christendom.