Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Mercantilisme

betekenis & definitie

is de naam voor het doelbewust ingrijpen van den staat in de volkshuishouding, dat in de 15e eeuw reeds te bespeuren valt, in de 16e en begin 17e eeuw steeds duidelijker aan den dag treedt, om in de 2e helft der 17e en in de 18e eeuw in de verschillende landen van Europa zijn meest vérstrekkende consequenties te vinden.

De opkomst van deze staatsinmenging hangt samen met gewichtige veranderingen in het staatsleven, zoowel als in het economisch leven.

Aan het einde der middeleeuwen werd gebroken met de gedachte van het ééne, alomvattende wereldrijk. Mede door den kamp tegen buitenlandsche vijanden en het breken van de macht van binnenlandsche grootheden, kwam het in vele landen tot de vorming van een gecentraliseerd bestuur, dat de beschikking kreeg over een staand leger van huursoldaten. Deze versterking van de staatsorganisatie had grooten invloed op de maatschappelijke geledingen en beide weer op de economische ontwikkeling.

Als nieuwe kringen traden op de ambtenaren, de rechters, de militairen, die de natuurlijke bondgenooten waren van den vorst in zijn strijd tegen alle verzet van binnen en in zijn machtsstreven naar buiten. En de belangrijke uitbreiding der staatstaak gevoegd bij de omvorming der maatschappelijke standen brachten sterke verandering teweeg in de stoffelijke behoeften.

Daaraan kwam tegemoet de ontdekking van Amerika, de stichting van koloniën, de uitbreiding van den overzeeschen handel, terwijl een stroom van edele metalen nieuwen rijkdom en nieuwe koopkracht met zich bracht.

En daar het handwerk in zijn tot dusver bestaanden vorm aan de nieuwe eischen niet kon voldoen, moest men komen tot andere bedrijfsinrichting met sterker doorgevoerde arbeidsorganisatie en meer doeltreffende techniek, tot nieuwe ondernemingsvormen. Zoo verkreeg naast het staatsleven ook de volkshuishouding een geheel ander aanzien.

Het landsbestuur was er op uit om ter verkrijging van een goed gevulde schatkist, zooveel mogelijk goud en zilver in het land op te hoopen.

Begrijpelijk was dit in een tijd, toen de behoefte aan betaalmiddelen zoo ontzaglijk snel toenam. Ten onrechte is aan het mercantilisme vaak de gelijkstelling van geld en rijkdom ten laste gelegd, al moet de — overigens verklaarbare — overschatting van de beteekenis van een groot bezit aan edele metalen worden toegegeven.

Het andere middel tot versterking van de staatsfinantiën, de aanboring van nieuwe belastingbronnen, moest met beleid worden aangewend, wilde men de kip met de gouden eieren sparen.

Steeds meer verkreeg de gedachte ingang, dat de staat zelf rechtstreeks de versterking der volkshuishouding moest bevorderen en den rijkdom van het land moest vermeerderen, door zijn voortbrengingskrachten tot de grootst mogelijke ontplooiing te brengen, om zoo mede zijn inkomsten te doen toenemen en andere staten in voorspoed en macht te overtreffen.

Daartoe strekkende maatregelen waren: het brengen van eenheid in de volkshuishouding van het geheele land, de vergrooting van het bevolkingscijfer, vermeerdering der werkgelegenheid en bijzondere voorschriften voor de productie.

Vanzelf had ieder land in verband met zijn bijzonderen aard en ligging een eigen vorm van mercantilistische politiek.

In groote trekken zou men kunnen onderscheiden tusschen een mercantilisme van het binnenland, dat meer op de ontwikkeling van de eigen kracht der volkshuishouding doelde (Frankrijk, Oostenrijk, Brandenburg-Pruisen) en een mercantilisme van het kustland, dat voornamelijk op den zeehandel en de koloniën gericht was (Engeland, Holland, Italië).

In Frankrijk was onder de regeering van Lodewijk XIV vooral diens eerste minister Colbert de groote man van de mercantilistische politiek: werklieden werden naar Frankrijk gelokt, verschillende industrieën werden bevoorrecht, ook wel met geld gesteund, reglementen op de fabricage der stoffen werden van staatswege uitgevaardigd, de wettelijke organisatie der bedrijven werd verplichtend gesteld en om te beschermen tegen buitenlandsche concurrentie werden de rechten op den uitvoer van grondstoffen en op den invoer van bewerkte artikelen verhoogd.

We zien, dat in Frankrijk de staatsalmacht vooral werd aangewend om de binnenlandsche nijverheid den voorrang te verschaffen.

In Engeland waren het meer de scheepvaart, de visscherij, de landbouw en de veeteelt (met de wolindustrie), waarop de staatsinmenging zich richtte. Meerdere wetten verplichtten tot het gebruik van wollen stoffen, de verhouding van het getal leerlingen en gezellen in een bedrijf werd wettelijk geregeld etc. De Acte van Navigatie, in 1651 door Cromwell uitgevaardigd, was vooral tegen Holland gericht: Visscherij en scheepvaart in Engelsche kustwateren was aan vreemde vaartuigen verboden, transport tusschen Engeland en zijn koloniën mocht alleen door Engelsche schepen plaats vinden en uit Europeesche landen mochten in Engeland alleen door schepen van het land van oorsprong of door Engelsche schepen producten worden ingevoerd.

Willem III gaf een korenwet, die ten doel had ter wille van de welvaart van pachters en grondeigenaars den korenprijs op een constante hoogte te houden. Verbod van invoer gepaard met uitvoerpremiën wisselde af met vrije invoer in bond met opheffing der premiën.

Van de schrijvers, die de practijk van het mercantilisme theoretisch zochten te verdedigen en tot meerdere volkomenheid te brengen, noemen we de Franschen Mont Chrétien en Vauban, de Engelschen Stafford, Mun, Child, Steuart, de Italianen Serra en Genovesi, de Duitschers Becher en Hörnick, de Hollander Pieter de la Court. De laatste schreef: Interest van Holland ofte gronden van Hollands Welvaren, waarin hij op staatsbegunstiging uitsluitend van den handel aan drong.

In het middelpunt van de belangstelling der mercantilistische schrijvers staat de theorie van de handelsbalans, d. i. van de verhouding der totale waarde van de gedurende een bepaalden tijd in een land in- en uitgevoerde goederen. Met verwaarloozing van andere factoren werd een gunstige handelsbalans aanwezig geacht, wanneer de waarde van den uitvoer die van den invoer overtrof en zoo een overschot van geld in het land te boeken viel.

Het goede element in het Mercantilisme is hierin gelegen, dat het rekening hield met den eigen aard van land en volk met zijn bijzondere belangen en behoeften.

Verkeerd was echter het streven, om aan den staat te trekken de leiding van het economisch leven, dat zich zoo niet naar eigen innerlijke levenswet kon ontplooien.

Tegenover de leer van het alvermogen van den staat is ook in de historie der economie de heilzame werking gebleken van het beginsel der souvereiniteit in eigen kring.

< >