wordt in de Heilige Schrift genoemd Gen. 14, Ps. 110 en Hebr. 5—7. Zijn naam wordt Hebr. 7 : 2 en ook thans doorgaans gezegd te beteekenen: koning der gerechtigheid, een enkele geleerde verklaart: mijn koning is (de Kanaanietische god) sidiq.
Melchizedek regeerde over Salem, dat ook in de Amarnabrieven voorkomt, het latere Jeruzalem (vgl. Ps. 76 : 3).
In Joz. 10 : 3 wordt als koning van Jeruzalem genoemd Adoni-zedek (= heer der gerechtigheid). Uit Hebr. 7 : 1 vlg. blijkt, dat zoowel de naam van Melchizedek als die van zijn stad symbolische beteekenis hadden.
Melchizedek regeerde te midden van de goddelooze Kanaanieten als een rechtvaardig, vreedzaam koning. Zijn ambt van priester-koning had hij niet door erfopvolging, maar op bijzondere wijze, rechtstreeks van God uit den hemel (Hebr. 7 : 3).
Gen. 14:18—20 verhaalt ons in sobere woorden de ontmoeting van Abraham, dien de Heere uit Ur der Chaldeën had vrijgemaakt, met Melchizedek, den Kanaanietischen koning, die niet vijandig tegenover Abraham, als vreemden indringer staat, maar met hem denzelfden God vereert. Abraham staat op het hoogtepunt van zijn macht.
Maar Melchizedek toont zich de meerdere. Wel brengt hij Abraham brood en wijn, maar hij zegent hem ook en neemt de tienden van Abraham aan (vgl.
Hebr. 7:7 en 8).
Het spreekt van zelf, dat tal van verklaringen van dit wonderbare gebeuren aan de hand zijn gedaan.
Wij moeten ons hier bepalen tot die, welke doorgaans door de Gereformeerde theologen is gegeven. Dezen zien in Melchizedek een man, die nog de vreeze van den naam des Heeren heeft bewaard, die daartoe niet, als Abraham, een bijzondere openbaring Gods had ontvangen.
Melchizedek is nog als Adam in het paradijs, als Noach profeet, priester en koning. Daarom staat hij in zijn ambt boven Abraham, dien de Heere geroepen had om aan hem een nieuwe, bijzondere openbaring te geven, welke noodig was geworden door de zonden der menschen.
Melchizedek heeft nog het oorspronkelijke ambt, niet het nieuw ingekomene van Israëls profeten, priesters en koningen. Daarom is Christus ambtsdrager, priester ook, naar de orde van Melchizedek.
Zoo ziet het ook David, die wel als koning van Jeruzalem, maar niet als priester Melchizedeks opvolger was in Ps. 110.Melchizedek is de laatste of één der laatste menschen geweest, die nog bewust het oorspronkelijke drievoudige ambt, dat God den mensch opgelegd had, wist te vervullen. Als zoodanig treedt hij ook op in de historie, dat is zijn plaats in de Goddelijke openbaring. Doch reeds het feit, dat de Heere Abraham en niet Melchizedek verkiest om de nieuwe openbaring te ontvangen, doet vermoeden, dat ook bij Melchizedek veel anders is geweest, dan het behoorde te zijn. Van dat andere spreekt de Schrift echter niet. Ze gebruikt Melchizedek alleen om te toonen dat bijzondere, oorspronkelijke ambt, dat bij anderen reeds ontbrak en dat ons het ambt van onzen Heere Jezus Christus, dus ook dat van Israëls ambtsdragers, dat van alle waarachtige Christenen moet doen verstaan. Bij Melchizedek is de eenheid van ambten, die zelfs het openbaringsvolk Israël niet meer kan worden geschonken.