(1522—1586), werd geboren in Treuenbrietzen (Mittelmark). Aanvankelijk legde hij zich toe op de studie van de mathesis en de astrologie.
Na te Wittenberg in aanraking gekomen te zijn met Melanchton, besloot hij in 1547 te Königsberg in de theologie te gaan studeeren. Na de voltooiing zijner studie vestigde hij zich (na een kort verblijf in Wittenberg) te Brunswijk, waar hij eerst de „Koadjutur” bij den Superintendent waarnam en van 1567 tot 1584 het superintendentschap zelf.
Met Andreae heeft hij een belangrijk aandeel gehad in het ontwerpen en tot stand komen van de Formula Concordiae — een belijdenisschrift, hetwelk beoogde de hoofdtrekken van een gematigd „Luthertum” aan te geven en den invloed van calvinistische gedachten te breken. Ook werkte hij mede aan de oprichting van de Universiteit te Helmstadt, welke al spoedig de zetel werd eener door Calixtus als synkretistisch gequalificeerde theologie.
Aanvankelijk stond hij in dogmatisch opzicht onder den invloed van Melanchton, maar allengs onttrok hij zich daaraan meer en meer. Voorliefde had hij zijn geheele leven voor bijbelsche en patristische studiën.
In de belangrijke quaestie: of Christus bij het avondmaal lichamelijk tegenwoordig was, stond hij aan de zijde van Luther. In zijn onvoltooid gebleven werk Loei Theologici heeft hij een kommentaar gegeven op de Loei van Melanchton — maar dan zóó, dat hij daarbij als norm gebruikte de geschriften van Luther en de Formula Concordiae en dat hij de oude dogmen-geschiedenis zocht te benutten.
Voorts schreef hij een boek over de twee naturen van Christus, over het heilig avondmaal en publiceerde hij een Enchiridion der dogmatiek. Zijn hoofdwerk is echter Examen Concilii Tridentini (1565—1573), waarin hij vooral tegenover de in Duitschland ingedrongen Jezuïeten op uitvoerige en ook door zijn tegenstanders geroemde wijze het op den grondslag van het Concilie van Trente gerestaureerde Catholicisme bestreden heeft.
Chemnitz was de voornaamste Luthersche theoloog der 16e eeuw.
In de Formula Concordiae (1580) zijn zooveel mogelijk met elkander verzoend de verschillende dogmatische gevoelens onder de Lutherschen.
Met name het verschil tusschen de Filippisten (aanhangers van Melanchton) en de Qnesio-Lutheranen, loopende over het synergisme en kryptocalvinisme; het gevoelen van Agricola (wet), Osiander (rechtvaardiging), Alpinus (hellevaart van Christus), Parsimonius (dadelijke gehoorzaamheid), Major (goede werken) en Flacius (erfzonde). Het gezag van Chemnitz blijkt wel hieruit, dat in de nieuwere dogmatieken nog meermalen zijn gevoelen ter sprake wordt gebracht (niet ’t minst door Frank en Lipsius) en vooral uit het feit, dat door H.
Schmid voor zijn bekend compendium van de oude Luthersche dogmatiek de bewijsplaatsen ’t meest aan hem zijn ontleend, „omdat zijn wijze van uitdrukking de meest frissche en levendige is”.